ࡱ > \ p None B a = c @ = Z ?N*8 X" 1 Arial1 Arial1 Arial1 Arial1 Arial1 Arial1 Arial General ` ^= verenigingen 3 Plaats Provincie Naam Opmerkingen over naam Alternatieve namen Doelstelling Begindatum Soort begindatum Koninklijk Besluit Einddatum Soort einddatum Werkingsgebied Parochie Activiteit Leden Richtgroep Levensbeschouwing Relaties Oprichters Bestuursleden Beschermheren -of vrouwen Verantwoording gegevens# Gevraagde inlichting niet ontvangen Staatscourant Archief Eigen gebouw (adres) Vergaderplaats Literatuur over de vereniging Publicaties van de vereniging Goossens van Eyndhove nr. Opmerkingen Naam vereniging Naam archiefbewaarplaats Naam collectie Beheersnummer Toegang Openbaarheid Omvang Statuten Reglementen Ledenlijsten Notulen Jaarverslagen Audio-visuele elementen Correspondentie Financiële stukken Overige stukken Opmerkingen algemeen Amsterdam Noord-Holland Leger des Heils. Het ->
Het Nederlandse Leger des Heils nam bij haar oprichting de doelstelling van het Britse Salvation Army over. William Booth's doelstelling bij de oprichting van zijn gemeenschap of genootschap - waarvan ook het Nederlandse Leger deel zou gaan uitmaken - was de leden ervan 'religieuze kameraadschap te [doen] genieten en om die inspanningen voort te zetten en uit te breiden die ondernomen waren om (...) diegenen met het Evangelie in contact te brengen die niet gewoon waren enige plaats van eredienst te bezoeken (...) (Ringelberg, 133).
Met het oog op de maatschappelijke taak die het Leger met de aanvaarding van het 'Maatschappelijk Plan' van W. Booth op zich ging nemen en die het beheer van instellingen, grond en goederen met zich bracht, werd op 25 januari 1896 door commandant W.E. Oliphant, chef-secretaris S.C. Mailment en stafkapitein G.J. Govaarts een Acte van Stichting getekend, waarmee de Stichting Het Leger des Heils werd opgericht. Deze stiching formuleerde als doelstelling: 'het bevorderen en doen genieten van godsdienstig, broederlijk verkeer; het brengen onder de prediking en de zegeningen des Evangelies van zoodanige personen, als gewoonlijk niet onder den invloed van godsdienstige leering zijn, dan wel door ondeugd of ongeluk in armoede verkeeren' (ibidem, 134).
1887/05/08 oprichting 1896/01/25 opheffing LandelijkHet Leger trachtte zijn 'reddingsdoeleinden' tot 1890/91 alleen te bereiken door het prediken in de open lucht, in tenten, theaters, muziekzalen en andere plaatsen en door het houden van andere godsdienstige diensten of bijeenkomsten' (Ringelberg, 133) Ook legden de leden huisbezoeken af, verspreidden zij brochures e.a. propagandamateriaal.
Tijdens die winter van 1890-1891, toen juist ook William Booth's In darkest England and the way out was verschenen, dat de basis zou gaan vormen van wat in Nederland 'Het Maatschappelijk Plan' van het Leger zou gaan heten, begon het leger met het oprichten van toevluchten in de grote steden. Het plan van actie dat later, in 1896, eveneens in de stichtingsstatuten werd vastgelegd luidt hieromtrent:
b. de toepasssing van zulke beginselen en methoden, als door haren Stichter William Booth zijn uiteengezet in zijn boek Orders and Regulations for Social Officers of the Salvation Army, zoals het Achterbuurtwerk, het Redddingswerk, het Werk ten behoeve van Kinderen, het Werk ten behoeve van Dak- en Thuislozen, het Werk onder Gevangenen en Ontslagen Gevangenen, in het algemeen het verplegen, verzorgen en opleiden zoowel in als buiten Tehuizen, Gestichten of Instellingen, van zulke personen, die aan stoffelijke of geestelijke ellende, aan zonde, ondeugd of misdaad ten prooi zijn of zouden kunnen worden, en het terugbrengen van dezulken in de samenleving. In het algemeen door al zulke middelen als naar het oordeel van den Bestuurder der Stichting kunnen strekken om het in artikel één van deze statuten genoemde doel te verwezelijken.
Tussen 1890 en 1900 heeft het Leger des Heils opgericht:
Barmhartigheidsposten, opvangcentra in achterbuurten, vaak slumposten genoemd. Vanuit deze posten trokken vrouwelijke officieren de achterbuurten in om via huisbezoek in contact te treden met de bewoners. De eerste slumpost werd ingericht in Vlaardingen in 1890. In jan. 1892 werden enkele kadetten aangewezen om in de Haarlemse sloppen te gaan werken. Najaar 1892 volgde Arnhem, december 1894 werd de Amsterdamse post voor de prostituees op de Wallen ingericht en in december 1895 volgde Den Haag. In de jaren daarna werd de inmiddels opgeheven post te Vlaardingen opnieuw opgericht en nieuwe posten te Utrecht en Leiden ingericht.
Reddingshuizen voor 'gevallen' vrouwen en meisjes. Op 17 feb. 1894 werd het Reddingshuis te Hilligersberg in gebruik genomen, waar na 6 maanden 12 meisjes woonden, van wie enkele ongehuwd moeder. Ook voor de kinderen werd er gezorgd of werd adoptie geregeld als de moeder afstand wilde doen. In 1895 richtte het leger op de Prinsengracht nr. 866 te Amsterdam een nieuw reddingshuis in, waar plaats was voor 60 vrouwen.
Van Blankenberg c.s. noemen in hun Gids het Reddingshuis van het Leger des Heils in Den Haag aan de Zwarteweg (p. 707) en te Amsterdam aan de Prinsengracht (p. 709)
Na 1900 volgden de andere reddingshuizen.
Het reddingshuis te Hillegersberg werd in 1896 als kindertehuis ingericht; er werden 13 kinderen verpleegd. De huisvesting was erg slecht. In 1898 werd een beter gebouw gevonden in Ermelo, waar een behuizing werd gevonden om 20 kinderen te verplegen. (o.a. Blankenberg)
Toevluchten, deels voor dakloze mannen alleen, waar voor een overnachting en koffie met brood 10 cent betaald moet worden; deels voor mannen en voor vrouwen met hun kinderen, die voor één stuiver de nacht in een verwarmd lokaal konden doorbrengen.
Vrede-Ark op het Rapenburg in Amsterdam was zo'n Toevlucht. Voorts waren er de Toevlucht voor mannen in de Haarlemmerhouttuinen nr. 39, en een gemengde Toevlucht op het Prinseneiland.
In Rotterdam werd een Toevlucht ingericht in een pand in de Eleonorastraat, dat in april '92 zijn deuren opende. Dordrecht volgde in okt. 1892 en Den Haag en Utrecht in november en december van datzelfde jaar.
Aan alle toevluchten werden werkplaatsen verbonden, om de dubbeltjes en de stuivers die uit principe gevraagd werden, te kunnen verdienen.
Naast de toevluchten waar de gasten een dubbeltje moesten betalen, kwamen er in Amsterdam (1892), Rotterdam (1892) en in Den Haag (1894) de zg. 'stuivertoevluchten', voor wie niet kon werken.
Methorst vermeldt (in 1895) de Amsterdamse toevluchten op dezelfde adressen en voorts dat de Toevlucht in Den Haag in de Zeestraat, in Arnhem op Klarendal, in Utrecht in de voormalige Nicolaaskazerne, in Rotterdam op de Bierhaven en in Dordrecht op de Riedijk gevestigd was en tenslotte dat er een was in Groningen, waarvan hij geen adres heeft. (Methorst, 182)
Op de pagina's 271-273 van zijn deel over Groningen in de reeks 'in opdracht der Vereeniging voor de staatshuishoudkunde en de statistiek' uitgebrachte serie over Armenzorg in Nederland behandelt Van Zanten het toevlucht van het Leger des Heils te Groningen uitvoerig: De naam was 'Het Tehuis' en het was gelegen aan de Oosterhavenstraat. De statuten werden goedgekeurd bij KB van 9 juli 1892 no. 159. Bovendien was het aangesloten bij het Centraal Bureau voor Werkverschaffing en Armenzorg te Groningen (Van Zanten, Armenzorg, Groningen).
Tenslotte functioneerde in Amsterdam tussen 1892 en 1896 op het terrein van het Rasphuis, een wintertoevlucht als arbeidsbeurs, waar 'tweehonderd mannen' aan werk geholpen werden. Toen het gebouw moest wijken voor een gemeentelijk zwembad, kreeg het Leger als tegemoetkoming het pand Warmoesstraat nr. 134, waar het volkslogement incl. restauratie, het zogenaamde "Paleis voor den Armen Man", werd ingericht. De benaming van het Leger zelf was: de "Metropool". Dit verstrekte per jaar ongeveer 175.000 porties voedsel en bood aan 16.306 mensen de mo<