Verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie in de negentiende eeuw

 
English | Nederlands

Vereeniging tot stichting en instandhouding van een Fonds tot ondersteuning van ongehuwde vrouwen en weduwen uit den fatsoenlijken stand, genaamd: "Amalia Fonds"

Naam Vereeniging tot stichting en instandhouding van een Fonds tot ondersteuning van ongehuwde vrouwen en weduwen uit den fatsoenlijken stand, genaamd: "Amalia Fonds"
Plaats Amsterdam
Provincie Noord-Holland
Begindatum 1873 (eerste vermelding)
Einddatum 1960 (laatste vermelding)
Levensbeschouwing protestants
Richtgroep (uitleg)
De groep ten behoeve waarvan de vereniging actief is
Ouderen, Protestanten (landelijk), Vrouwen (algemeen), Weduwen
Leden (uitleg)
De groep waaruit de leden afkomstig zijn
Mannen en vrouwen
Werkingsgebied Landelijk
Doelstelling

Het stichten en instandhouden van een Fonds tot ondersteuning van ongehuwde vrouwen en weduwen uit den fatsoenlijken stand, die in eenige betrekking, zooals onderwijzers, juffrouw van gezelschap, verpleegster en dergelijke zijn werkzaam geweest en op den leeftijd van minstens 55 jaar, ten gevolge van omstandigheden buiten hare schuld, voor zoodanige betrekking niet meer in aanmerking kunnen komen. (Goossens)

Activiteit

'Degenen, die wenschen in aanmerking te komen voor de jaarlijksche uitkeering, moeten zijn Nederlandsche en van de Protestantsche Geloofsbelijdenis, den ouderdom van 55 jaren hebben bereikt en bewijzen kunnen overleggen, dat zij zijn van een goed zedelijk gedrag en een der genoemde betrekkingen hebben vervuld en geen vast jaarlijksch inkomen bezitten van meer dan f 400.

De wijze van aanvrage en de bepalingen wegens over te leggen stukken voor latere uitkeeringen, zullen door bestuurderessen bij huishoudelijk reglement worden vastgesteld.

Het maximum der jaarlijksche uitkeering uit het Fonds wordt bepaald op f 300 voor ieder, die aangenomen wordt.

Het staat geheel ter beoordeling van bestuurderessen, welke som, tot voormeld maximum toe, jaarlijks aan ieder zal worden toegelegd; zij nemen hierbij vooral in aanmerking, welk vast inkomen de aanvraagsters bezitten of welke andere bronnen van bestaan zij hebben.

Ingeval na hare opname, haar vast jaarlijksch inkomen door erfenis, legaat als anderszins mocht klimmen tot meer dan f 400, zal de jaarlijksche toelage met zoo veel worden verminderd, als de vermeerdering bedraagt, totdat de toelage geheel kan vervallen.

De vereeniging wordt bestuurd door vijf bestuurderessen; een finantieele commissie, uit vier heeren bestaanden, staat haar ter zijde. De vereeniging is genoemd naar de eerste gemalin van Z.K.H. Prins Hendrik der Nederlanden.' (Blankenberg)

Koninklijk Besluit 8 februari 1873 nr. 19; 10 februari 1886 nr. 39
Staatscourant

14-03-1873, 17-03-1886

Goossens van Eyndhove nr. (uitleg)
Het nummer waaronder de vereniging is opgenomen in: A.E.G. Goossens van Eyndhove, De vereenigingen erkend krachtens de wet van 22 april 1855 (Stbl. 32) (Den Haag 1891). Dit repertorium bevat alle verenigingen die tussen 1855 en 1890 erkenning hadden gekregen krachtens de Wet op de Vereniging van 1855. Goossens van Eyndhove stelde het repertorium samen op basis van de Staatscourant, waarin de statuten van alle erkende verenigingen gepubliceerd werden. Hij nam daaruit op: de naam van de vereniging, de plaats van vestiging, de doelstelling, de datum en het nummer van het Koninklijk Besluit en de datum van de Staatscourant waarin de statuten afgedrukt stonden.
196
Verantwoording gegevens

J.F.L. Blankenberg, H.J. de Dompierre de Chaufepié en H. Smissaert, Gids der Nederlandsche Weldadigheid (Amsterdam 1899) 918-9.

ad laatste vermelding:

ontleend aan archiefgegevens.

Opmerkingen

In de database wordt Blankenberg's motiverering om instellingen als deze - opererend op grens van onderlinge hulp en weldadigheid - in de selectie op te nemen, gevolgd:

'Wij hebben gemeend hier alleen die vereenigingen te moeten opnemen, die hetzij ook anderen dan de deelgerechtigden (zij het slechts bij wijze van uitzondering) tot het genot eener uitkeering toelaten, hetzij den ondersteunden (leden) geen recht op uitkeering geven, hetzij eindelijk de gelden, voor de ondersteuning bestemd, voor een belangrijk deel niet vinden uit eigen middelen, maar uit erfstellingen, legaten, schenkingen, subsidies, vrijwillige bijdragen, enz. in één woord, uit anderer weldadigheid.' (p. 899)

Archief

In het Stadsarchief Amsterdam worden in het archief van de  Sociale Raad te Amsterdam en rechtsvoorgangers (toegangsnummer 400) enkele archiefstukken bewaard die het Amaliafonds 1919 - 1960 betreffen.