Verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie in de negentiende eeuw

 
English | Nederlands

Maatschappij van Weldadigheid

Naam Maatschappij van Weldadigheid
Plaats Den Haag
Provincie Zuid-Holland
Begindatum 1 april 1818 (oprichting)
Einddatum 23 december 1952 (opheffing)
Levensbeschouwing neutraal
Richtgroep (uitleg)
De groep ten behoeve waarvan de vereniging actief is
Armen algemeen, Dak- en thuislozen, Verwaarloosde kinderen, Werklozen, Wezen
Leden (uitleg)
De groep waaruit de leden afkomstig zijn
Mannen
Werkingsgebied Landelijk
Doelstelling

'Het doel der Maatschappij van Weldadigheid is hoofdzakelijk om den toestand der armen en lagere volksklassen te verbeteren, door zoodanige ontwerpen, die voor dezelve dienstig geoordeeld worden, ter uitvoering te brengen, inzonderheid door aan dezelve arbeid, onderhoud en onderwijs te verschaffen en hen uit dien toestand van verbastering, waartoe deze menschen, in het algemeen, vervallen zijn op te beuren, en tot eener hoogere beschaving, verlichting en weldadigheid op te leiden'.

Bij KB van 7 juli 1859 nr. 100 werd de doelstelling van de opnieuw opgerichte Maatschappij 'mede te werken tot verbetering van den toestand der lagere volksklassen'. (Goossens)

Activiteit

Om het bovenomschreven doel te bereiken stichtte de Maatschappij de ‘vrije’ kolonies Frederiksoord (1818), Willemsoord (1820) en Wilhelminaoord (1820), waar de bedeelde zich vrijwillig zou kunnen aanmelden om te worden opgeleid tot zelfstandig boer. Dat bleek al spoedig veeleer theorie.


In de praktijk werden contracten met derden afgesloten, gebaseerd op de opvoeding der kinderen in de vrije gestichten; de subcommissies/afdelingen bemiddelden hierbij, maar weesvoogden, diakoniën en armbesturen kregen het eeuwigdurend plaatsingsrecht. Voor de opvoeding was het nodig 'huisverzorgers' in dienst te nemen, hiertoe werden vaak onderofficieren aangezocht. Een ander deel van de kolonisten bestond uit 'bestedelingen, die op 'van jaar tot jaar'-contract werden geplaatst; vanaf het begin maakten vooral particulieren hiervan gebruik, familieleden, voogden en armbesturen. Vanaf 1819 kreeg de Mij. van de regering een verlaten fort bij Ommen in vruchtgebruik om daar bedelaars, die zich in de vrije kolonies niet tot zelfstandig boer zouden kunnen opwerken, te plaatsen. Hiertoe werden contracten met de overheid afgesloten. Een KB van 1822 schreef voor dat alle valide, voor de landbouw geschikte bedelaars naar de koloniën van de Mij. moesten worden overgebracht. In oktober 1822 vond het eerste contract plaats voor 1000 bedelaars.

In 1843 werd een gecommitteerde van de regering benoemd bij de Maatschappij met het recht op volledige inzage in de boeken en het bijwonen van de bestuursvergaderingen. Een nieuw contract legde vast dat de staat alle (on)roerende goederen uit Veenhuizen en Ommerschans zou aankopen om ze onmiddelijk weer in vruchtgebruik af te staan aan de Maatschappij. Deze verbond zich 9200 personen aldaar te verplegen.

Pas in 1859 werd de Maatschappij, met de overname van de dwangkolonies door de overheid, een echte, particuliere weldadigheidsinstelling.

Heeft als afdeling(en)

subcommissies/afdelingen in het gehele land, maar vooral in het noorden en westen, veel minder in het zuiden.

Blijkens de Staten van rekening en verantwoording van inkomsten en uitgaven van de subcommissies, 1818-1853 bestonden in die periode de volgende afdelingen:

Almelo, Alkmaar, Amersfoort, Amsterdam, Appingedam, Assen, Bergen op Zoom, Breda, Bolsward, Brielle, Coevorden, Delft, Deventer, Doesburg, Dokkum, Dordrecht, Edam, Eindhoven, Elburg, Enkhuizen, Franeker, Geertruidenberg, Goes, Gorinchem, Gouda, Grave, Den Haag, Groningen, Haarlem, Hardenberg, Harlingen, Hattem, Heerenveen, Den Helder, Hellevoetsluis, Den Bosch, Heusden, Hoogeveen, Hoorn, Hulst, Kampen, Leeuwarden, Leiden, Lochem, Maassluis, Medemblik, Meppel, Middelburg, Montfoort, Monnickendam, Nijkerk, Nijmegen, Oosterhout, Purmerend, Rhenen, Rotterdam, Schiedam, Schoonhoven, Sloten, Sluis, Sneek, Steenwijk, Tholen, Tiel, Utrecht, Veere, Veghel, Vlaardingen, Vlissingen, Wageningen, Weesp, Winschoten, Woerden, Wijk bij Duurstede, IJlst, IJsselstein, Zaandam, Zaltbommel, Zierikzeee, Zutphen en Zwolle.

In deze eerste jaren waren er 9 militaire afdelingen, inclusief de Zuidelijke Nederlanden.

 

De 49 (burgerlijke) afdelingen in 1874; de 49 afdelingen in 1881, de 52 in 1887 en de 51 in 1889 zijn achtereenvolgens: Alblasserdam e.o., Alkmaar, Alphen e.o., Amersfoort, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Beemster, Bolsward, Breda, Dedemsvaart c.a. (v.a. 1881), Delft, Doetinchem e.o. (v.a. 1889), Deventer, Dokkum e.o. (in 1889 niet vermeld), Dordrecht, Ferweradeel (in 1887 en 1889 niet vermeld), Generaal van den Bosch te Frederiksoord e.o., Goes, Gorinchem, Gouda, Den Haag, Groningen, Haarlem, Haskerland, Heerenveen, Hoorn, Kampen, Leeuwarden, Leiden, Lopik-Ameide-Jaarsveld e.o. (v.a. 1880), Maarssen e.o., Maastricht, Meppel, Middelburg, Midwoud-Twisk e.o., Nijmegen, Purmerend, Rhenen (niet meer vermeld vanaf 1880), Rotterdam, Schermer (vanaf 1890), Schiedam, Schoonhoven (vanaf 1890), Sneek, Steenwijk, Tiel, Utrecht, Wageningen (vanaf 1889), Winschoten, Woerden, Wonseradeel (tot 1874), Zierikzee, Zutphen en Zwolle.

In 1874 zijn er nog 4 militaire afdelingen:

1e. Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant, bewesten de Donge en bezuiden de Amer;

2e. Noord-Brabant, be-oosten de Donge en benoorden de Amer en Limburg;

3e. Gelderland, Overijssel, Friesland, Groningen en Drenthe, en

4e. Noord-Holland en Utrecht

Totaal: 165 leden

In 1881 blijken de militaire leden van Limburg in de afdeling Maastricht te zijn overgegaan en worden voor het overige geen afdelingen meer vermeld, maar ledentallen per provincie:

totaal (dus zonder Limburg): 107. In 1890 totaal: 76.

 

(Zeer) kleine afdelingen vormden de correspondentschappen die, verpreid over het land  in 1874 652 leden telden, in 1880 580 en in 1889 483 leden.

Soms verdwenen deze correspondentschappen, soms groeiden ze uit tot afdelingen

(Erica, jaarboekjes 1874, 1881 en 1890).

 

Oprichters

Inspirator en stichter, en tot 1827 de spil van de Maatschappij: lt.-gen. graaf Johannes van den Bosch en de Provisionele Commissie.

Bestuursleden

bestuur: De Permanente Commissie (PC)

Van de eerste PC waren de leden dezelfde waren als van de Provisionele Commissie die de oprichting had voorbereid en die zich tijdens de eerste vergadering op 22 juni 1818 had opgeheven ; De PC vormde het dagelijks bestuur o.l.v. genoemde J. van den Bosch, die tevens tweede Assessor was in de Commissie van Weldadigheid, het hoofdbestuur, met prins Frederik als voorzitter (vergaderfrequentie te Den Haag van de uit 12 leden naast Frederik bestaande Commissie: 1 à 2 maal 's jaars).

Voorts was er een Commissie van Toevorzigt die zetelde in Amsterdam en onder voorzitterschap van kroonprins Willem stond (vergaderfrequentie 1 maal 's jaars).

Na de afsplitsing van de strafkolonies in 1859 werd het bestuur van de vrije kolonies hervormd en overgebracht naar Frederiksoord, de nieuwe vestigingsplaats van de Maatschappij.

Eigen gebouw (adres)

Den Haag, Bureau in de Oude Molstraat E 202.

Het Hoofdgebouw van de kolonie te Frederiksoord.

Vergaderplaats

Den Haag voor de Commissie van Welstand en voor de Permanente Commissie, Amsterdam voor wat betreft de Commissie van Toevorzigt. Na 1859 in het hoofdgebouw van de Maatschappij te Frederiksoord

Koninklijk Besluit 7 juli 1859 nr. 100
Verantwoording gegevens

ad doelstelling, activiteit en ad richtgroep en einddatum:

gegevens ontleend aan de inventaris van de archieven van de Maatschappij van Weldadigheid 1818-1970 door J.R. van der Zijden, J. Hagen, C.G.C. Meynen (uitgave rijksarchief Drenthe) en aan :

N.S. Calisch, Liefdadigheid te Amsterdam Overzigt van al hetgeen in Amsterdam wordt verrigt, ter bevordering van de stoffelijke, zedelijke en godsdienstige belangen, voornamelijk der minvermogenden en behoeftigen (Amsterdam 1851) 111-116. Uit echte bronnen bijeengebracht door [NSC]

ad bestuursleden:

's-Gravenhaagsche stadsalmanak voor het jaar 1840 en volgende jaren geeft namen van bestuurders van de landelijke vereniging en van het afdelingsbestuur.

 

Het jaarboekje Erica verschaft overzichten van (het bestuur van) de afdelingen, van de militaire leden en van de correspondenten, als ook jaarlijks een overzicht van giften en legaten van f. 10 of meer.

Opmerkingen

ad richtgroep:

gevangenen, bedelaars en wezen en boefjes behoorden na 1859 ook officieel niet meer tot de richtgroep van de Maatschappij, toen door de acte van scheiding van 1858 de dwang-inrichtingen van de Maatschappij door de overheid waren overgenomen.

inkomsten:

renten van het stichtingskapitaal, contributies der leden, opbrengten van de kolonies, inclusief de verpleeggelden, vrijwillige giften en legaten. De contributie van de leden volstond in de praktijk hooguit als bijdrage in de kosten voor de vrije kolonisatie van behoeftige gezinnen; de opvang van bedelaars, wezen, vondelingen en verlaten kinderen kwam volgens het Haagse stadsalmanak van 1840 'grootendeels voor rekening van de regering' via allerlei contractuele vergoedingen voor opvang en verzorging'.

leden

1. van de sub-commissies: Bij de oprichting leidde een grote ledenwerfactie tot 21.000 inschrijvingen, die een contributie opbrachten van f. 72.000. Op 1 april 1819: 21.187 leden; 1 april 1820 23.478. Daarna trad geleidelijk een daling tot in het gemiddelde bleef hangen op rond de 10.000 vanaf 1826. Het jaarboekje Erica van 1874 vermeldt een ledental van 5275, dat van 1881 een ledental van 4911, dat van 1890 van 4655.

2. leden-subcommissies: uit een vergelijking van de lijst van afdelingen in de inventaris van het verenigingsarchief waarop de dossiers 'Staten van rekening en verantwoording van inkomsten en uitgaven van de subcommissies, 1818-1853' (inv. no 1104-1111) betrekking hebben, met de lijst afdelingen in het jaarboekje Erica van 1890 blijkt dat van de subcommissies uit die beginperiode de volgende 44 in 1890 als zodanig verdwenen waren: de subcommissies te Almelo, Appingedam, Bergen op Zoom, Brielle, Doesburg, Dokkum, Edam, Eindhoven, Elburg, Enkhuizen, Franeker, Geertuidenberg, Grave, Hardenberg, Harderwijk, Hattum, Den Helder, Hellevoetsluis, Den Bosch, Heusden, Hoogeveen, Hulst, Lochem, Maassluis, Medemblik, Montfoort, Monnickendam, Nijkerk, Rhenen, Sloten, Sluis, Tholen, Veere, Vlaardingen, Vlissingen, Weesp, Wijk bij Duurstede, IJlst, IJsselstein, Zaandam en Zaltbommel.

Sommige hiervan waren ingekrompen tot correspondentschappen, andere waren mogelijk gefuseerd, weer andere geheel opgeheven. Dezelfde vergelijking van de gegevens laat zien dat daartegenover de volgende 13 nieuwe afdelingen erbij gekomen waren: Alblasserwaard, Alphen, Apeldoorn, Arnhem, Beemster, Dedemsvaart, Doetinchem, Haskerland, Lopik-Ameide, Maarssen, Maastricht, Midwoud-Twisk en Schermer.

(De dossiersnummers 2218 en 2222 bevatten resp. 'Ledenlijsten van afdelingen van de Maatschappij van Weldadigheid, 1895, 1923-1969' en 'Lijst met afdelingen van de Maatschappij van Weldadigheid per 25 november 1959, met vermelding van het aantal leden per afdeling, 1959.')

 

In dec. 1858 sluit de Commissie Baud, gevormd uit het bestuur dat in de loop van een slepend conflict met de regering is afgetreden, een nieuw contract (Acte van scheiding) af met de regering: de staat neemt Veenhuizen en Ommerschans over en neemt het beheer zelf ter hand (Wet van 19 aug. 1859). De strafkoloniën worden hierdoor staatsinstellingen en behoren niet meer tot de Mij. van Weldadigheid. Hiermee was een nieuwe Maatschappij van Weldadigheid ontstaan, waarvan de statuten werden goedgekeurd bij KB van 7 juli 1859 no 100. Het beheer van de staat werd door de nieuw benoemde 5 commissarissen en de directeur weer overgenomen van de gecommiteerden der regering die sinds december 1856 het dagelijks bestuur hadden gevormd. Aanvankelijk steeg het ledental weer en kwamen vele giften binnen, m.n. ook van het Koninklijk huis.

In plaats van de drie bestuurlijke commissies kwam het 'College van Commissarissen' en de sub-commissies werden voortaan afdelingen genoemd.

n.b. 

ad Koninklijk Besluit:

Goossens voorziet het Koninklijk (erkennings)Besluit van de Maatschappij van Weldadigheid van 7 juli 1859 van het nummer 83 (Staatscourant 16 juli 1859). Hij somt daarna de volgende herzieningsbesluiten op: KB van 19 januari 1861 nr. 76 (Staatsc. 13 februari 1861; KB van 28 februari 1878 nr. 21 (Staatsc. 22 maart 1878); KB van 26 januari 1888 nr. 20 (Staatsc. 4 april 1888)en KB van 13 Augustus 1888 nr. 27 (Staatsc. 15 november 1888).

 

ad einddatum:

Eind jaren 1950 werd een andere organisatievorm noodzakelijk geacht: de ledenvergadering van 23 december 1959 besloot de vereniging om te zetten in een stichting. Het passeren van de stichtingsacte op 11 mei 1960 had tot gevolg dat de weinige nog bestaande plaatseljke afdelingen werden opgeheven; de leden verdwenen, de Mij. kende voortaan alleen nog begunstigers.

 

Archief

Het archief van de Maatschappij van Weldadigheid, 1818-1970 wordt onder toegangsnummer 186 bewaard in het Drents Archief (inventaris door J.R. van der Zeijden en J. Hagen, met een handleiding voor het zoeken in de bevolkingsregisters 1818-1859 door C.G.J. Meyen). Uitgave van het Rijksarchief Drenthe (Assen 1990).

 

Collectie 115 J. van den Bosch, 1627-1914, wordt onder toegangsnummer 2.21.028 bewaard in het Nationaal Archief. De dossiernummers 9 t/m 104 bevatten het particulier archief van Van den Bosch als mede-oprichter van de Maatschappij van Weldadigheid, die bovendien tot aan zijn dood voorzitter van de Permanente Commissie was en tevens "tweede assessor" van de Commissie van Weldadigheid.

Collectie 343 De Beaufort, 1845-1947, wordt onder toegangsnummer 2.21.290 bewaard in het Nationaal Archief. De dossiersnummers 359-375 bevatten het particulier archief van jkhr. W.H. de Beaufort m.b.t. diens functioneren als lid (1894-1905), secretaris (1896-1899) en voorzitter (1905-1917) van de Raad van commissarissen van de Maatschappij van Weldadigheid.

 

In het archief van het Gemeentebestuur de Vuursche, dat onder toegangsnummer wordt bewaard in het Archief Eemland bevindt zich doss. 114: 'Stukken betreffende het instellen van een subcommissie van de Maatschappij van Weldadigheid, 1818'. De subcommissie Vuursche word in de overige geraadpleegde bronnen niet genoemd.

In het stadsarchief Amsterdam bevinden zich o.a.:

dossier nr. 59 in het archief van het Diaconieweeshuis der Hervormde Gemeente te Amsterdam: Contracten van uitbesteding van weeskinderen in één der koloniën der Maatschappij van Weldadigheid, ontslagbrieven enz. met ingekomen en copieën van uitgaande stukken. Hierbij ook ingekomen en kopiën van uitgaande stukken met Burgemeester en Wethouders van Amsterdam.1821 - 1887 1 omslag;

dossier nr. 880 van het archief  van de Secretarie Amsterdam; afdeling Armwezen en opvolgers: Ingekomen en minuten van uitgaande stukken betreff. de  Maatschappij van Weldadigheid 1825-1875;

dossier nr. 604 van het  archief van de Verenigde Doopsgezinde Gemeente van Amsterdam met voorgangers:

Circulaires van de overheid betreffende de verpleging van armen bij de Maatschappij van Weldadigheid.1819 - 1859 1 omslag.

 

 

Toon archiefinfo
Verberg archiefinfo

Naam archiefbewaarplaats Drents Archief
Naam collectie Archieven van de Maatschappij van Weldadigheid 1818-1859 en 1859-1970
Beheersnummer 186
Toegang inventaris
Openbaarheid beperkte openbaarheid
Statuten ja

Statuten van de Vereniging Maatschappij van Weldadigheid te Frederiksoord, 1859;

Statutenwijzigingen, 1859, 1861, 1888, 1892, 1917, 1934, 1947, met bijlagen.

Reglementen ja

Reglement voor de Maatschappij van Weldadigheid, 1818;

Statutenwijziging, 1849;

Koninklijke Besluiten betreffende de Maatschappij van Weldadigheid, 1819-1852;

Reglement op de samenstelling en de werkzaamheden van de subcommissies, 1830;

Koninklijk Besluit betreffende goedkeuring van de Akte van Scheiding, met begeleidend schrijven van de Minister van Binnenlandse Zaken, 1859;

Ledenlijsten ja

Register van voorzitters, secretarissen en thesauriers van de subcommissies van de Maatschappij van Weldadigheid, z.j. (c. 1825);

Ledenlijsten van subcommissies, deels met administratieve gegevens, 1818-1829, 1859;

Register van ereleden en corresponderende leden, 1818-1850;

Ledenlijsten van afdelingen van de Maatschappij van Weldadigheid, 1895, 1923-1969;

In de bijlagen bij de inventaris:  [lijst van] voorzitters, secretarissen en directeuren van de Maatschappij van Weldadigheid, 1818- 1970.

Notulen ja

Notulen van vergaderingen van de Commissie van Weldadigheid 22 juni 1818 - 6 december 1856, deels met bijlagen vanaf 1828;

Notulen van vergaderingen van de Commissie van Toevorzigt, 6 augustus 1819 - 10 december 1856; met bijlagen;

Notulen van vergaderingen van de Permanente Commissie, 1818-1829, 1843-1856;

Notulen van vergaderingen van de Commissie Baud, 28 juli 1857 - 7 november 1860;

Notulen van door de Commissie Baud uitgeschreven Algemene Vergaderingen van afgevaardigden uit de leden van de Maatschappij van Weldadigheid, ter herziening van de statuten en het reglement, 1859;

Registers met notulen van vergaderingen van het College van Commissarissen, 1859- 1940;

Notulen van algemene ledenvergaderingen, 1860-1872, 1940-1959.

Jaarverslagen ja

Algemene verslagen van de Permanente Commissie over de toestand van de Maatschappij van Weldadigheid - - - vanaf 1822;

Verkorte verslagen van de toestand van de Maatschappij van Weldadigheid, door de Permanente Commissie uitgebracht ter vergadering van de Commissie van Weldadigheid, 1825-1854.

Audio-visuele elementen ja

Modellen van contracten voor opname van kinderen en volwassenen in de vrije koloniën en gestichten, z.j. (c. 1819-1825);

Afbeeldingen van de 'huismunten' van de Maatschappij van Weldadigheid, fotokopieën;

Afbeeldingen van het kartonnen geld van de Maatschappij van Weldadigheid, fotokopie, in gebruik.

Correspondentie ja

Registers van ingekomen brieven op het secretariaat van de Commissie van Weldadigheid, 25 juni 1818 - 13 maart 1824;

Correspondentie: geagendeerde stukken en niet-geagendeerde stukken van de Permanente Commissie;

Ingekomen bij en minuten van verzonden brieven en circulaires van de Commissie Baud, 1857-1860;

Registers van afschriften van verzonden brieven ("brievenboeken"), 1859-1899;

Correspondentie van het College van Commissarissen, 1859-1903.

Financiƫle stukken ja

Staten van verantwoorde contributies en giften van de subcommissies, 1818-1856;

Staten van door de subcommissies geïnde en afgedragen ledencontributies en giften, 1819, 1840-1858;

Lijsten met aantekening van ingekomen stukken van de subcommissies betreffende de comptabiliteit, 1829-1859;

Rekeningen-courant met de subcommissies over de jaren 1818-1850.

Overige stukken ja

Memorie van de Permanente Commissie betreffende de inrichting, de grondslagen, de financiële toestand en de doelstellingen van de Maatschappij van Weldadigheid; met bijgaande contracten met de Staat, staten van ontvangsten en uitgaven, staten van bezittingen en schulden, begrotingen en correspondentie, toegezonden aan de staatscommissie van onderzoek, naar aanleiding van de instelling van laatstgenoemde commissie, 1842.

Opmerkingen algemeen

Het archief is verdeeld over twee perioden, nl. 1818-1859, waarin voor wat betreft de 'dwanginrichtingen Ommeschans en afdelingen "nauw met de overheid(heden) wordt samengewerkt" en 1859-1970, waarin de dwanginstellingen overgegaan zijn in handen van de overheid en waarin de het bestuur van de vereniging Den Haag verlaat en zich vestigt te Frederiksoord.

Het is een zeer uitgebreid en rijk archief met talloze 'overige stukken' die afhankelijk van de vraagstelling van groot belang kunnen zijn. Voorts zijn er een aantal 'gedeponeerde archieven', waaronder

Archief van jhr. mr. J.C.R. van Hoorn van Burgh, 1836-1856;

Archief van jhr. mr. J.K.W. Quarles van Ufford, 1839-1894;

Archieven van subcommissies en afdelingen, 1818-1959.

Hieronder die van de subcommissies te Assen (!833-1959), Brielle 1818-1833), de afdelingen Bussum (1905-1965) en Dalen (1821,1822), de subcommissie te Diever (1818), de afdeling "Generaal van den Bosch" te Frederiksoord (1861-1959), de subcommissie/afdeling Den Haag (1818-1929), de subcommissie/afdeling Hoorn (1845-1876) en Steenwijk (1818-1952). Zie de betreffende afdelingsformulieren.



Literatuur


Toon literatuur over de vereniging

Literatuur over de vereniging


Verberg literatuur over de vereniging
  • Berends, R., A.H. Huussen jr., R Mens, R. de Windt e.a. (reds.), Veenhuizen als onvrije kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid 1823-1859 (Zutphen 1984).

Toon publicaties van de vereniging

Publicaties van de vereniging


Verberg publicaties van de vereniging
  • Erica. Jaarboekje der Maatschappij van Weldadigheid (Amsterdam 1865-1908).
  • 'De Star' (Amsterdam 1819-1826).
  • De Vriend des Vaderlands. Een Tijdschrift, toegewijd aan den roem en de welvaart van Nederland en in het bijzonder aan de Hulpbehoeftigen in hetzelve (uitgegeven vanwege de Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid) (Amsterdam 1827-1842).