Verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie in de negentiende eeuw

 
English | Nederlands

Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, departement Winschoten

Naam Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, departement Winschoten
Plaats Winschoten
Provincie Groningen
Begindatum 1833 (eerste vermelding)
Einddatum
Levensbeschouwing neutraal
Richtgroep (uitleg)
De groep ten behoeve waarvan de vereniging actief is
Ambachtslieden, Arbeiders, Werklozen
Leden (uitleg)
De groep waaruit de leden afkomstig zijn
Mannen
Werkingsgebied Lokaal
Doelstelling

De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en haar afdelingen waren primair gericht op het 'beschaven' van het volk, het departement Winschoten spande zich daarnaast in werkgelegenheid voor de armen te scheppen.

Activiteit

m.b.t. de armenzorg:

In het jaar 1833 werd aan behoeftigen spin- en veldarbeid verschaft. In 1834 kwam de werkverschaffing niet van de grond maar vanaf 1834 tot zeker 1853 werd de armen de mogelijkheid tot het verrichten van veldwerk verschaft, zoals blijkt uit de regeringsverslagen. (Methorst)

Afdeling van

de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, opgericht in 1784 te Edam en vanaf 1787 gevestigd te Amsterdam.

Verantwoording gegevens

ad doelstelling en activiteit:

H. W. Methorst, Werkinrichtingen voor behoeftigen (Diss. Utrecht 1895) 305.

ad leden:

W.W. Mijnhardt en A.J. Wichers (reds.), Om het Algemeen Volksgeluk Twee eeuwen particulier initiatief 1784-1984. Gedenkboek ter gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (Edam 1984) 65. Uitgave van het Nut.

ad laatste vermelding:

geen, het departement bestaat nog; Zie de Wegwijzer voor Nutsdepartementen en -districten van de Vereniging Maatschappij tot Nut van 't Algemeen: http://www.nutalgemeen.nl/pdf/wegwijzer.pdf, geraadpleegd maart 2011

 

Opmerkingen

ad levensbeschouwing:

neutraal met een protestantse inslag die in de loop der tijd minder dominant werd.

ad leden:

Tot circa 1900: mannen, zonder dat vrouwen expliciet werden uitgesloten, ze waren gewoon geen lid. Mijnhardt schrijft over het jaar 1864: 'Aan het afzonderlijk lidmaatschap van de vrouw werd toen nog helemaal niet gedacht. Dat komt pas weer 35 jaar later.' (Mijnhardt/Wichers)