Verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie in de negentiende eeuw

 
English | Nederlands

Nederlandsche Hervormde Diakonessen-Inrichting (N.H.D.I.)

Naam Nederlandsche Hervormde Diakonessen-Inrichting (N.H.D.I.)
Plaats Amsterdam
Provincie Noord-Holland
Begindatum 3 juli 1891 (oprichting)
Einddatum 1991 (laatste vermelding)
Levensbeschouwing protestants
Richtgroep (uitleg)
De groep ten behoeve waarvan de vereniging actief is
Zieken
Werkingsgebied Regionaal
Doelstelling

'Het doel der Vereeniging is: het verleenen van hulp bij de verpleging en het verstrekken van goeden raad in de gezinnen door Diakonessen aan kranken, lijdenden en zwakken, in de eerste plaats in behoeftige gezinnen.' (Blankenberg)

'Niets minder dan de opleiding, uitzending en verzorging van diakonessen ten behoeve van wijkbesturen, verenigingen of particulieren die hulp wensen te bieden aan zieken uit de lagere standen door de tussenkomst van deze zusters.' (Pley, 4)

Activiteit

De diakonessen worden te hulp geroepen 'door Wijkbesturen, Vereenigingen of personen'; de zieken bij buurt- of wijkverpleging bijgestaan worden kosteloos geholpen.

'In Amsterdam arbeiden de gemeente-diakonessen van de inrichting in (...) 9 buurten (...). Velen verzamelen de vrouwelijke jeugd uit den behoeftigen stand rondom zich in brei-, naai- en verstelschool, of leiden jonge dochters- en moedersvereenigingen.'

'In [het] ziekenhuis worden patiënten opgenomen, die niet lijdende zijn aan besmettelijke ziekten, krankzinnigheid en vallende ziekte.' (Blankenberg, 746)

Aangesloten bij

Kaiserwerther Bund, sinds 1894. Hierdoor was de N.H.D.I. verbonden met de meer dan 70 in Europa, Amerika en het Midden-Oosten gevestigde Diakonessenhuizen, inclusief de bij deze organisatie aangesloten diakonessenhuizen in Nederland.

Vanaf 1886 organiseerde de Kaiserwerther Bund een drie-jaarlijkse 'General Conferenz'. Een nationale conferentie van diakonessenhuizen vond hier te lande vanaf 1886 jaarlijks plaats.

Werkt samen met

De N.H.D.I. had voorts - zolang men zich tegen het inrichten van een eigen ziekenzaal verzette - contacten met het Buiten-gasthuis (vanaf 1893 Wilhelmina-gasthuis geheten) te Amsterdam.

Werkt samen met

de gelijknamige zusterverenigingen te Leiden, Vlaardingen, Gouda, Angerlo en Meppel.

Oprichters

Ds. Ahasverus Voorhoeve, Joan H. Nachenius, P.J. Hooft Graafland, W. van de Hasselt en ds. H.V. Hogerzeil.

Bestuursleden

Het eerste bestuur in 1891: Ds. Ahasverus Voorhoeve (tot 1911), Joan H. Nachenius (tot 1912), P.J. Hooft Graafland (tot 1907), W. van de Hasselt (tot 1897) en ds. H.V. Hogerzeil (tot 1903), aangevuld in 1894 met E. Barger (tot 1917) en in 1897 met R.E. Hattink Hzn. (tot 1906)  en J.C. Notten (tot 1900).

Eigen gebouw (adres)

Moederhuis Prinsengracht nrs. 997 en 999, aangekocht medio 1892, geopend op 15 april 1893.

Ziekenhuis op de Keizersgracht 810, aangekocht februari 1897, ingewijd september 1898. Het werd een ziekenhuis met 30 bedden, 4 eerste klasse-bedden voor f. 5 per dag, 7 tweede klasse en 18 derde klasse-bedden voor f.1,25 per dag of gratis. 

Koninklijk Besluit 2 december 1891
Verantwoording gegevens

Algemeen:

G. Pley en Herman de Boer, Huis en Ziekenhuis: een eeuw Nederlandse hervormde Diakonessen-Inrichting en Andreasziekenhuis te Amsterdam 1891-1991 (Amsterdam 1991).

J.F.L. Blankenberg, H.J. de Dompierre de Chaufepié en H. Smissaert, Gids der Nederlandsche Weldadigheid (Amsterdam 1899) 746, 751-752.

H.J. Dompièrre de Chaufepié, H. Smissaert en J.F.L. Blankenberg (reds.), Tijdschrift voor Armenzorg, 1e jrg. (1900) 118.

Opmerkingen

ad werkingsgebied:

landelijk voor wat betreft de scholing der zusters; regionaal (met accent op Amsterdam) voor wat de zorg betreft.

ad relaties:

In het Buiten- en later Wilhelminagasthuis leerden de aankomende diakonessen de praktijk van de destijds moderne ziekenverpleging, die daar door arts Van Deventer en Mej. Reynvaan, de eerste door het Witte kruis gediplomeerde verpleegster, werd gepropageerd en in de praktijk gebracht.

Andere opleidingsplaatsen boden de diakonesseninrichtingen te Arnhem, Kaiserswerth, Den Haag, Utrecht en Groningen en het Elisabeths-Gasthuis te Haarlem.

 

Inkomsten en uitgaven:

Giften o.a. via circulaires, advertenties en persoonlijke bezoek om een beroep op de weldadigheid der gezeten burgerij te doen, en andere manifestaties als redevoeringen.

Contributies: voor tenminste f. 5 was men lid, voor een bedrag tussen de f. 1 en f. 5 was men begunstiger.

Aankoop van de eerste behuizing aan de Prinsengracht was mogelijk door ontvangst van een renteloos voorschot van f. 20.000 van hofdignitaris W. baron Roëll.

Zolang evangelische barmhartigheid vertaald in 'liefdevolle verpleging aan huis' het grote ideaal was en een eigen ziekenzaal ongewenst werd geacht moesten de aspirant-diakonessen gedurende twee jaar elders in opleiding. Nadeel van deze 'uithuizigheid' was dat de band met het moederhuis moeilijk totstandkwam. Bovendien geraakten zo allerlei, soms tegengestelde, methoden van verpleging in zwang.

In 1895 drong zich daarom de noodzaak op van een ziekeninrichting als middel tot opleiding van de zusters, niet als doel op zich. Aanvankelijk opteerde men voor een ziekeninrichting voor armen, omdat de diakones juist met hen na voltooiing van de opleiding, in aanraking zou komen.

De bedel-brochure van Voorhoeve leverde f. 50.000 op en baron Roël zet zijn voorschot om in een schenking. De aanschaf in 1897 van een aantal nieuwe panden leverde echter een tekort van f. 40.000 op. De exploitatie van het 'armenziekenhuis' leverde bovendien een constant kastekort op. Men besloot daarom ook betalende zieken op te nemen. Een uitgifte van een obligatielening van f. 70.000 slaagde en zo kon men op de  Keizersgracht een groot pand tot ziekenhuis inrichten en inwijden. (Pley en De Boer)

 

ad activiteit en verdiensten:

Mededeling in het Tijdschrift voor armenzorg n.a.v. het verschijnen van het 8ste jaarverslag van deze vereniging in 1900:

In het ziekenhuis op de Keizersgracht 'werden 288 zieken verpleegd, verdeeld over drie klassen: in de eerste klasse 28, in de tweede 108, in de derde 152, waarvan 55 niet-betalenden. Het aantal verpleegdagen der patiënten bedroeg 9628. In de wijken van Amsterdam werden 414 zieken bijgestaan en in een achttal andere gemeenten 291, samen 705. (...)

Aan verpleeggelden werd ontvangen f. 15369, aan vergoeding voor den vasten dienst der zusters f. 3984,59, aan contributiën en giften f. 5358,04, aan huren etc. f. 2084,77, de uitgaven bedroegen f. 29983,68, zoodat er een nadeelig saldo was van 3184,27, welke som echter reeds vóór het afdrukken van het verslag door onderscheidene giften was gedekt.'

ad laatste vermelding

De vereniging NHDI bestond nog in 1991, getuige het gedenkboek van Pley en De Boer. Het door haar gestichte Andreas Ziekenhuis is inmiddels gefuseerd met het Sint Lucas tot het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis. Deze instelling is geen diaconessenziekenhuis meer.

Archief

Het archief van de vereniging NHDI/Andreasziekenhuis is gebruikt door Pley en De Boer. Geen vindplaats wordt vermeld, dus waarschijnlijk berust het nog in zijn geheel bij de huidige instelling zelf, het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis te Amsterdam.



Literatuur


Toon literatuur over de vereniging

Literatuur over de vereniging


Verberg literatuur over de vereniging
  • Pley, G. en H. de Boer,, Huis & ziekenhuis: een eeuw Nederlandse Hervormde Diakonessen-Inrichting en Andreas Ziekenhuis te Amsterdam: 1891-1991 (Amsterdam 1991).
  • Voorhoeve, A., De gemeente-diakones: de voornemens van de Nederlandsche Hervormde Diakonessen-Inrichting te Amsterdam besproken (Amsterdam 1892).

Toon publicaties van de vereniging

Publicaties van de vereniging


Verberg publicaties van de vereniging
  • Verslag van de Vereeniging Nederlandsche Hervormde Diakonessen-Inrichting gevestigd te Amsterdam: uitgebracht op de algemeene vergadering (Amsterdam 1892).