Verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie in de negentiende eeuw

 
English | Nederlands

Vereeniging Het Utrechtsch Diakonessenhuis

Naam Vereeniging Het Utrechtsch Diakonessenhuis
Alternatieve namen
  • Inrichting voor Diakonessen in Nederland gevestigd te Utrecht
  • Utrechtsche Diakonessen-Inrichting
Plaats Utrecht
Provincie Utrecht
Begindatum 23 januari 1844 (oprichting)
Einddatum 1970 (laatste vermelding)
Levensbeschouwing protestants
Richtgroep (uitleg)
De groep ten behoeve waarvan de vereniging actief is
Ouderen, Verwaarloosde kinderen, Wezen, Zieken
Leden (uitleg)
De groep waaruit de leden afkomstig zijn
Mannen en vrouwen
Werkingsgebied Lokaal, Landelijk
Doelstelling

Citaat uit de eerste brochure van het oprichtingscomité:

'Aan Christelijke vrouwen de gelegenheid te verschaffen, om door vereeniging van krachten onder een regelend bestuur te zamen te werken tot verligting van alle geestelijke en tijdelijke ellende, naar de mate der middelen welke God zal gelieven te verleenen.'

Activiteit

De activiteiten richten zich op het oprichten en instandhouden van inrichtingen, waar of vanwaaruit zieken verzorgd konden worden. Zo werd ook Het Kinderhuis gesticht waar behalve zieken 'ook weezen en verwaarloosde kinderen [werden] opgenomen'. (Van Lieburg)

Wat betreft het diakonessenhuis: 'Aan het hoofd der verpleging in het huis staat de besturende zuster, die met de geneesheren opneming, plaatsing, verpleging en het ontslag der zieken regelt. In de inrichting worden zieken opgenomen van beiderlei geslacht, van elken leeftijd, elken stand en elke godsdienstige gezindheid, lijders aan krankzinnigheid worden niet opgenomen. (...) Diakonieën en armbesturen betalen voor hun verpleegden f 0.60 per dag. (...) Er is ook wijkwerk (uitgeoefend door 3 "gemeente- of wijkzusters"). (...)

'Voor oude en zwakke dames strekt het Rusthuis; voor bejaarde vrouwen het verzorgingshuis Bethanië, waar de kosten f 7.50 per week zijn.' (Blankenberg)

Heeft als afdeling(en)

De Utrechtse vereniging diakonessenhuis werd spoedig gesteund door een netwerk van locale hulpverenigingen

1. Sinds 30 maart 1844 opgericht de hulpvereniging te Nijmegen, door Carl Westhoff, Luthers predikant, en Willem baron van Lynden, vrienden van Groen, de spil van de lokale Reveilkring, die ook met Kaiserswerth contacten onderhield.

2. In Amsterdam werd op 11 april 1844 een hulpvereniging opgericht waarin W.H. baron van Lynden, James John Teding van Berkhout en Jos. van Eik (oprichter van de Inrigting voor Havelooze kinderen).

3. 18 April dat jaar ontstond de hulpvereeniging 's-Gravenhage van Betsy Groen van Prinsterer-Van der Hoop, de hervormde predikant Jan Moll en Aeneas baron Mackay van Ophemert.

4. Op 10 mei 1844 volgde de hulpvereniging te Haarlem opgericht door ds. P.M. Meelboom. Tot deze kring behoorde jkvr. Swellengrebel.

5. Op 10 januari 1845 werd ook in Rotterdam een hulpvereniging opgericht door een steuncomité van de echtparen Prins, Hugenholtz en Van Oord.

Als correspondenten traden op : Nicolaas Beets, toen predikant te Heemstede, later Haarlem, ds. Philip R. Hugenholtz als predikant representant van de modernen te Haarlem, ds. Joh. Petrus Hasebroek te Middelburg.

Aangesloten bij

Kaiserwerther Bund.

Oprichters

inspiratoren: Theodor Fliedner, G. Groen van Prinsterer, Isaac da Costa e.a.

oprichters: Maria Agnes van Tuyll tot Serooskerken-van Marselis Hartsinck, ds. Van Hoogstraten, E.A. Fruitier de Talma, A.J. van Beeck Calckoen, C.W.J. Baron van Boetzelaer van Dubbeldam, Quirina Catharina P. Douairière Van Zuylen van Nyevelt-Teding van Berkhout, Amalia Elisabeth Bonefacia van Reede van Oudtshoorn-Singendonck. Nadat jonkvrouwe Henriëtte Swellengrebel de uitnodiging toe te treden had afgewezen nam de echtgenote van Baron van Boetzelaer, Elisabeth Charlotte Petronella van Boetzelaer-Both Hendriksen haar plaats in.

Bestuursleden

van de instelling:

'Mejuffrouw A.H. Swellengrebel, die zich overigens nooit tot het ambt van diakones heeft laten bevestigen, nam eerst tijdelijk de functie van besturend zuster waar.' Vanaf 24 mei 1845 tot haar dood in mei 1874 bleef zij in functie.

van de vereniging:

Zij werd in 1844 ook lid van het bestuur van de vereniging. 'In 1851 leek het haar verstandig zich uit het bestuur terug te trekken en vanaf dat moment uitsluitend als directrice [besturend zuster] van het Diakonessenhuis op te treden.' (inventaris)

Eigen gebouw (adres)

Pand aan de Springweg op 4 nov. 1844 geopend (op 18 feb. 1845 nog eens plechtig overgedaan): maximale ziekencapaciteit: 10

Van mei 1847 tot mei 1849 is het Diakonessenhius gevestigd in een ruimer pand aan de Breedstraat in afwachting van het gereedkomen komen van het inmiddels aangekochte pand aan de Achter Twijnstraat (Oudegracht).

Nadat dit pand werd betrokken, gingen de gestage uit- en verbouwwerkzaamheden in hoog tempo door evenals de aankoop van nabij liggende panden. Zo werd in 1857-58 een isolatielokaal voor besmettelijk zieken ingericht, Klein Bethesda geheten, in wat oorsponkelijk een stuk tuin was; in 1859 werd een aantal huisjes, eigendom van zuster Swellengrebel, vervangen door nieuwbouw, bestemd voor Evangelisatiewerkzaamheden. Omdat dit niet aansloeg werden de huizen in 1875 gevoegd bij de accomodatie van het verzorgingshuis voor zwakken en bejaarden. Deze bejaardenzorg maakte sinds 1866 deel uit van het diakonessenwerk, maar het verzorginghuis lag tot dan apart in het 'pand Riesz' dat aan de instelling was vermaakt.

Aan de Oudegracht verrees het nieuwe Kinderhuis. Ook kwam er een nieuw washuis. In 1862 beschikte het DH over 10 eerste- en 10 tweedeklasse kamers, 18 bedden op de derde klas en 8 bedden voor kinderen.

Tenslotte de meeest curieuze uitbreiding: de boerderij, waar een pachter vee hield, dat voor de melk- en vleesconsumptie van het Diakonssenhuis bestemd was. Dit werd betaald door een van de diakonessen.

Hetzelfde gold in 1887 voor de groot opgezette modernisering van Bethesda, waarme de verpleging van besmettelijk zieken op moderne leest geschoeid werd.

In navolging van de invoering van mannenverpleging volgde in 87-88 de bouw van mannenafdeling Vronenstein.

In de decennia rond de eeuwwisseling ging men door met het verbouwen van en van bestemming wisselen van de panden en met de aankoop van nieuwe panden, de aanleg van een badinrichting, de verbouwing van de al die tijd hetzelfde gebleven keuken. Soms werd dit alles ook bekostigd door een der diakonessen zelf.

Verantwoording gegevens

M.J. van Lieburg, 'Met het beste wat men heeft en kent' De geschiedenis van het diakonessenhuis Utrecht 1844-1999 (Kampen 2000).

gegevens ontleend aan de inventaris van het verenigingsarchief

J.F.L. Blankenberg, H.J. de Dompierre de Chaufepié en H. Smissaert, Gids der Nederlandsche Weldadigheid (Amsterdam 1899) 768.

Opmerkingen

ad activiteit en financiering daarvan:

Elke aanvraag tot het opnemen van een zieke wordt gericht tot de  besturende zuster; hetzij de aanvraag mondeling of schriftelijk geschiedt, wordt een geneeskundige verklaring vereischt of de ziekte al dan niet van besmettelijken aard is. De verpleegkosten bedragen in de laagste afdeeling voor vrouwen f 1.-, voor mannen f 1.50; voor kinderen f 0.60 à f 1.50 per dag. Diakonieën en armbesturen betalen voor hun verpleegden f 0.60 per dag. Behoeftigen voor wie de verpleegkosten niet door wees- of armbesturen zijn gewaarborgd, worden, indien de geldmiddelen der inrichting dit toelaten, kosteloos verpleegd. Zieken van beiderlei geslacht, die niet in de inrichting worden opgenomen, kunnen zich op vaste dagen en uren kosteloos voor geneeskundige hulp aanmelden; zij betalen slechts eenige tegemoetkoming voor de kosten van genees- en verbandmiddelen. Deze behandeling omvat inwendige ziekten, oog-, oor-, neus- en keelziekten, zenuwziekten en vrouwenziekten. De zieken worden geregeld bezocht door een predikant-bestuurslid.' (Blankenberg)

ad begindatum:

Op 23 jan. 1844 werd tot de oprichting van de vereniging besloten en het oprichtingscomité gevormd.

ad laatste vermelding:

Het diakonessenhuis bestaat nog steeds, de organisatievorm is inmiddels die van een stichting. Wanneer precies de omzetting van vereniging in stichting heeft plaatsgevonden heb ik niet uit de inventaris van het archief kunnen afleiden, dus is de einddatum als 'laatste vermelding' aan de archiefperiode van de vereniging ontleend.

ad werkingsgebied:

Evenals het ooglijdersgesticht van F.C. Donders was ook het Diaconessenhuis door de Utrechtse Reveilkring bedoeld als 'Het huis in Nederland', dus een landelijke vereniging, maar die pretentie heeft het niet waar kunnen maken.

ad koninklijke besluit:

Na inzending van het reglement waarin de doelstelling van de Inrichting van Diakonessen in Nederland werd omschreven 'volgde op 24 augustus 1846 alsnog de lang verbeide koninklijke erkenning van het bestaan van de Utrechtse Diakonesseninrichting'. (Lieburg)

ad bestuursleden:

In  bijlage 1 bij Van Lieburgs 'Met het beste wat men heeft... vindt men een lijst met bestuursleden tot en met 1992;

in bijlage 2 de lijst met voorzitters en andere directieleden van de instelling, evenals van de predikanten en pastores;

in bijlage 3: een lijst van medici en de medische staf van het Diakonessenhuis 

in bijlage 4 zijn alle diakonessen die men heeft weten te achterhalen opgesomd.

 

Algemeen:

Critici van de diakonessengedachte in protestantse kring vreesden het Roomse 'kloosterkarakter' van vrouwengemeenschappen in uniforme kleding, en gebonden door be- en geloften. Andere waren beducht voor de terukeer van de vrouw in het ambt en vonden dat uitsluitend echtgenotes van diakenen voor een dergelijk 'ambt' in aanmerking mochten komen (o.l.v. de echtgenoot!).

De kritiek werd gevoed door de opkomst van nieuwe congregaties sinds Napoleon en het herstel van de kerkelijke hiërarchie. M.n. de oprichting van de congregatie van de zusters van Liefde van Tilburg (O.L.V. onbevlekte Ontvangenis), in 1832 door pastoor, later aartsbisschop van Utrecht, Joannes Zwijsen, gaf irritatie en angst.

Archief

Het archief van de Vereeniging het Utrechts Diakonessenhuis 1844-1970 wordt onder toegangsnummer 768 bewaard in het Utrechts Archief (inventaris; 7 m.; openbaar).

Toon archiefinfo
Verberg archiefinfo

Naam archiefbewaarplaats Het Utrechts Archief
Naam collectie Stichting inrichting van diakonessen gevestigd te Utrecht, Diakonessenhuis
Beheersnummer 768
Toegang inventaris
Openbaarheid volledige openbaarheid
Statuten ja

Koninklijk Besluit van de goedkeuring van de inrichting van Diakonessen in Nederland, 1846, met bijlagen, 1844-1846, afschrift.

Reglementen ja

Reglementen, 1846, (1876), 1907, etc.

Notulen ja

Notulen van de bestuursvergaderingen, 1844-1960.

Jaarverslagen ja

Jaarverslagen, 1844-1872, 1884, 1896-1968.

Correspondentie ja

Ingekomen stukken en minuten van uitgaande stukken van het bestuur, 1844-1932;

Ingekomen stukken van en minuten van uitgaande stukken aan de leden van het Koninklijk Huis, 1894-1968;

Registers van uitgaande stukken, 1844-1846, 1894-1902.

Financiële stukken ja

Kasboek, 1862-1874;

Jaarrekeningen, 1844-1867;

Jaarrekeningen, 1844/45-1887/88;

Register houdende opgave van eenmalige giften of jaarlijkse contributies aan het Diakonessenhuis, 1844-1860;

Bijlagen bij het register houdende opgave van eenmalige giften of jaarlijkse contributies aan het Diakonessenhuis, 1855-1859;

Circulaires met verzoeken van het bestuur van het Diakonessenhuis tot het bijdragen van geld voor het instandhouden of uitbreiden van de Diakonesseninrichting te Utrecht, 1848-1908;

Stukken betreffende legaten aan het Diakonessenhuis, 1863-1944.

Overige stukken ja

onder het kopje Jubilea:

Stukken betreffende de viering van het 25-jarig bestaan van het Diakonessenhuis, 1869;

Stukken betreffende het 25-jarig bestaan van het Diakonessenhuis te Utrecht, 1869;

Stukken betreffende het 50-jarig bestaan van het Diakonessenhuis, 1894;

Stukken betreffende het 50-jarig bestaan van het Diakonessenhuis te Utrecht, 1894;

Gedenkboek t.g.v. het 100-jarig bestaan van het Diakonessenhuis te Utrecht, 1945;

Verzamelbundel met herdenkingspublikaties t.g.v. het 25-, 50-, 75- en 100-jarig bestaan van het Diakonessenhuis te Utrecht, z.j.;

Gedenkboek t.g.v. het 125-jarig bestaan van het Diakonessenhuis te Utrecht, 1969, z.j.

Voorts:

Maandelijkse verslagen van de gebeurtenissen in het Diakonessenhuis, 1844-1852, 1880-1881;

Stukken betreffende benoeming en ontslag van bestuursleden en geneesheren, 1883-1904;

Register houdende gegevens over de zusters die in het Diakonessenhuis hebben gewerkt, 1844-1849.



Literatuur


Toon literatuur over de vereniging

Literatuur over de vereniging


Verberg literatuur over de vereniging
  • Ginkel, B. van, 'Hoe het Diakonessenwerk in Nederland ontstond' in: Nederlandse Historiën (Berkel en Rodenrijs 7e jrg. (1973)).
  • Ginkel, B. van, 'Diakonessen en wijkverpleging. Een geschiedenis van bijna 150 jaar' in: Hoeksteen. Tijdschrift voor vaderlandse kerkgeschiedenis (Berkel en Rodenrijs 20e jrg. 1991) 56-62.

Toon publicaties van de vereniging

Publicaties van de vereniging


Verberg publicaties van de vereniging
  • Barger, H.H., Gedenkschrift bij het 75-jarig bestaan der Inrichting van Diakonessen in Nederland, gevestigd te Utrecht: 1844 - 4 november - 1919 (circa 1919).
  • Planque, C.W. de, Ons diakonessenhuis 125 jaar: 1844-1969 (z.p 1969).
  • Rhijn, C.H. van, A. Graafhuis, E.S.F.A.M. Swane-Arntz, met medewerking van B. van Ginkel, Halve eeuw in steen. Het Diakonessenhuis aan de Bosboomstraat in Utrecht: een fotodocumentatie van het gebouw. 1929-1979 (Utrecht 1979).
  • De Christelijke Verpleegster (Utrecht 1873-1889).
  • Reglement betreffende de verpleging in de Diakonessen-Inrichting te Utrecht (Utrecht 1897).
  • Gedenkboek ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan [van het] Diakonessenhuis te Utrecht (Utrecht 1945).