Haagse bescherming van de inventieve burger

 
English | Nederlands

Haagse bescherming van de inventieve burger

Model van een door paarden in beweging gebrachte moddermolen, vermoedelijk van Jan Jansz. Nieng uit Hoorn omstreeks 1632.
Model van een door paarden in beweging gebrachte moddermolen, vermoedelijk van Jan Jansz. Nieng uit Hoorn omstreeks 1632.

Het eigendomsrecht op uitvindingen, literatuur, muziek en kunst is tegenwoordig bij de wet geregeld. Ook in de vroegmoderne periode kon intellectueel eigendom echter worden beschermd door hiervoor octrooi aan te vragen bij de Staten-Generaal. Zoeken op 'octrooi' en 'uitvinding' in de resoluties levert een schat aan informatie op over techniek, nijverheid en oorlogsmateriaal.

Bedenkers van uiteenlopende 'ontwerpen' presenteerden hun uitvindingen aan de Staten-Generaal: molens, wapentuig, een zelfspelend orgel, een gloeioven of een kanaalgraafmachine, men kan het zo gek niet bedenken. Een bijzondere categorie was die van abstracte theorieën, zoals een geheimschrift of de cirkelkwadratuur. Meestal boog een kleine commissie gedeputeerden zich eerst over de oorspronkelijkheid van de uitvinding aan de hand van beschrijvingen, tekeningen of demonstratiemodellen. Van de Amsterdammer Abraham Speeck werd zelfs een proefopstelling verlangd van zijn vuurwerken om vijandelijke schepen te vernietigen. De demonstratie was een fiasco: de uitvinding werd onuitvoerbaar geacht (zie onder meer 21 en 22 juni en 13 december 1628).

Was een demonstratie wel geslaagd dan kon octrooi worden verleend voor een bepaalde periode. Deze varieerde van vijf tot tientallen jaren en kon op aanvraag worden verlengd. Soms vochten uitvinders het eigendomsrecht van anderen aan. Zo vroeg Gerhart Hoeben uit Dordrecht in de zomer van 1626 met succes om een onterecht aan een ander verleend octrooi op een perpetuum mobile ongeldig te verklaren. Het was immers zijn uitvinding.

Een regelmatig in de resoluties terugkerende naam is die van uitvinder Wilhelmus Douglas. Eind 1626 presenteerde deze veelzijdige Schotse edelman onder meer een snelschietend geweer en een multifunctionele spies. Na inspectie kreeg hij op 2 maart 1627 octrooi voor deze en nog dertien uitvindingen. Een jaar later sloten de Staten-Generaal een geheime overeenkomst met Douglas om Vlaamse kaperschepen op te blazen met een onder water aangebrachte springstof. Per vernield schip werd hem een aanzienlijke premie in het vooruitzicht gesteld. Douglas gaf in 1629 op veilige afstand van de Scheveningse kust een demonstratie, maar de resultaten hiervan zijn helaas onbekend.

Ook de van de inpolderingen bekende timmerman Jan Adriaensz. Leeghwater wendde zich met een uitvinding tot de Staten-Generaal. Op 15 mei 1628 verkreeg hij octrooi voor een brug die geluidloos over een rivier kon worden geplaatst. Als één van de vele molenmakers was Leeghwater een jaar later betrokken bij het beleg van 's-Hertogenbosch. Zou deze 'stille' brug daar ook zijn ingezet?

Hierboven zijn slechts enkele voorbeelden genoemd van de uiteenlopende inventies die de Haagse heren kregen voorgelegd. Of zij hierover altijd deskundig konden oordelen is de vraag, maar de octrooiverleningen reiken de historicus zeker voldoende stof aan tot verder onderzoek.



Inhoud