Leren en geloven

 
English | Nederlands

Leren en geloven

Schoolmeester met drie leerlingen door Adriaen van Ostade.
Schoolmeester met drie leerlingen door Adriaen van Ostade.

Het onderwijs in de Republiek was lokaal (Latijnse scholen) en gewestelijk (universiteiten) geregeld. Dat wil echter niet zeggen dat de Staten-Generaal zich niet met onderwijszaken bezighielden. Daarvoor werd scholing te belangrijk gevonden. Elk kind moest namelijk leren in zijn eigen onderhoud te voorzien om als volwassene zijn bijdrage aan het land te kunnen leveren. Als het kunnen lezen, rekenen en schrijven hiervoor niet nodig waren, was er niets op tegen als een kind al jong bij een baas in de leer kwam. In ieder geval moesten kinderen de juiste godsdienstige waarden en respect voor het wettige gezag in hun opvoeding meekrijgen.

Wat is er in de resoluties te vinden over onderwijs? De woorden 'onderwijs' of 'educatie' leveren geen treffers op, de woorden 'school' of 'scholen' een twintigtal. De gevonden resoluties hebben veelal betrekking op het veiligstellen van het gereformeerde onderwijs. Zo gaven de Staten-Generaal op 28 november 1626, na het bericht dat de vijand de schoolmeester in Werkendam niet meer duldde, de Raad van State opdracht tot het nemen van een maatregel gericht tegen schoolmeesters van vijandelijke zijde. Na de val van 's-Hertogenbosch in september 1629 herhaalden de Staten-Generaal diverse malen het verbod op het bezoeken van jezuïetenscholen. Op 4 januari 1630 regelden zij ook andere schoolzaken in de veroverde stad. Zo wilden ze een gereformeerde schoolmeester in het weeshuis benoemd zien en stelden ze het traktement van de rector van de Latijnse school vast. Bij de magistraat drongen ze aan op de benoeming van bekwame gereformeerde schoolopzieners om goed onderwijs te garanderen. Voor onderwijs aan jonge meisjes diende de gereformeerde onderwijzeres Maria Amory zich zelf aan.

De Staten-Generaal trokken zich soms het lot aan van berooide 'schoolmeesters' of 'studenten'. Zo kenden zij in 1628 enkele uit de Palts verdreven schoolmeesters wat geld toe en ondersteunden ze bepaalde studenten met een bijdrage. De financiële onderwijsput was echter niet bodemloos. Zo werd op 13 maart 1629 het verzoek van de inwoners van Made om geldelijke steun of toestemming om binnen de Republiek te collecteren voor het herstel van hun kerk, predikantshuis en school, afgewezen. Ook gingen de Staten-Generaal in januari 1627 niet in op het verzoek uit Neuchâtel (Zwitserland) om financiële ondersteuning voor de bouw van kerken en scholen en het onderhoud van predikanten, schoolmeesters en andere religieuze vluchtelingen.

De resoluties ondersteunen het beeld van het zeventiende-eeuwse onderwijsbeleid, maar de motieven van de Staten-Generaal voor de inwilliging of afwijzing van genoemde en andere verzoeken worden uit de resoluties lang niet altijd duidelijk. Daarop kan nader onderzoek in de archieven licht werpen.



Inhoud