13/01/1626

 
English | Nederlands

13 - 01 - 1626

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

11 Oosterzee legt het concept voor van de door D'Espesses verlangde reactie. De tekst is opgesteld conform de gisteren genomen resolutie en vormt het antwoord op de bijgevoegde memorie van de ambassadeur. Daarin stelt D'Espesses dat Lodewijk XIII bij afwijzing van de eerste proposities uit de brief van Aersens - overeengekomen met Frederik Hendrik en Duyck - onder de gegeven omstandigheden genoegen zal nemen met het terugzenden van de gehele vloot van Hautin. Voorwaarde is wel dat zes schepen in zijn dienst blijven.2 De ambassadeur mag tegen een redelijke prijs deze schepen kopen met of zonder bijbehorend volk of uitrusting.
De Staten-Generaal hebben de propositie en de op schrift gestelde memorie van de Franse ambassadeur betreffende de zes schepen besproken en uitvoerig bestudeerd. Ook hebben zij de brieven over deze zaken van Somelsdyck en Langerack gelezen en overwogen; zij wensen Z.M. in alles ter wille te zijn. Gezien echter het feit dat deze materie verbonden is met vele andere zaken waarover Sommelsdijck en Langerack met het Franse hof onderhandelen, hebben zij deze heren belast met het geheel. HHM wensen en hopen dat Z.M. door hen volkomen tevredengesteld wordt en hebben daarover mondeling de ambassadeur ingelicht. Hem wordt deze ter vergadering opgemaakte akte als antwoord op zijn memorie gegeven.

2 Ordonnantie wordt gegeven op de declaratie van 84 gld. 9 st. voor briefport van 's- Gravenhage op Amsterdam, van Duitsland op Amsterdam en daarvandaan weer op 's-Gravenhage over de periode 3 jan. tot en met 30 dec. 1625.

3 Mattheüs Capoen verzoekt te mogen opvolgen in de vacature van controleur van de konvooien en licenten te Vlissingen.
De Zeeuwse Admiraliteit zal geschreven worden een dubbeltal te nomineren dan wel HHM op de hoogte te stellen van de situatie.

4 HHM stellen de door François Copal ingeleverde stukken met het op 5 jan. ontvangen advies van de Amsterdamse Admiraliteit ter hand van de Generaliteitsrekenkamer . Die moet Copal horen en HHM van advies dienen.

5 Rantwijck, Noortwijck en Beaumont rapporteren dat de afgezanten van de Engelse koning tevreden zijn met de insertie van de clausule over de verkoop van de juwelen.
De Amsterdamse magistraat zal dit worden bericht met daarbij het verzoek de negotiatie op de juwelen te doen faciliteren, mede vanwege het algemeen belang.

6 Willebort verzoekt remissie van de beschuldiging door de Rotterdamse Admiraliteit dat hij niet op de kust is gebleven. Op last van Joachimi heeft hij van Wight naar Amsterdam een met geschut geladen schip gekonvooieerd.
HHM zullen Z.Exc. in kennis stellen van het rekest

7 Er is een opruiend boekje in omloop onder de titel Hollantse Apocalips3 met geen ander doel dan het volk op te zetten tegen zijn wettige overheid en verdeeldheid in het land te scheppen.
De heren van Holland is verzocht de schrijver, drukker of verkoper van het boekje te achterhalen door een ten laste van de Generaliteit komende premie voor de informant ter beschikking te stellen.

8 Op aanhouden van de misnoegde participanten van de VOC wordt hun op 27 okt. 1625 gepresenteerde rekest gelezen. Zij wensen zowel de bij uitbreiding van het octrooi toegestane vier hoofdparticipanten in de Kamer Amsterdam te verkrijgen als ook een verklaring van de dependentie en kwaliteit van die hoofdparticipanten conform de situatie in Middelburg, Hoorn en Delft.
Na lezing van het antwoord van de Amsterdamse Bewindhebbers d.d. 15 nov. 1625 committeren HHM Noortwyck, Beaumont en Schaffer rekest en antwoord met het octrooi en zijn uitbreiding te overleggen om daarvan verslag van te doen.

9 Johan Danckarts verzoekt voorschrijven bij de VOC ter verkrijging van de verering met stukjes satijn en zijde die zijn broer Sebastianus Danckart, hem uit Oost-Indië, alwaar hij predikant is, heeft toegezonden.
HHM laten appointeren dat het verzoek voor een beslissing wordt overhandigd aan de Bewindhebbers.

10 Thesaurier-generaal De Bie is ontboden en aangezegd dat HHM graag zouden zien dat de RvS de zaak van de gevangenen uit Bahia de Todos os Santos met spoed afronden. Omdat hij zijn onschuld blijft volhouden, terwijl hij volgens andere gevangenen de voornaamste oorzaak van de muiterij is geweest, moet de RvS de gevangen sergeant Valte met kracht tot een bekentenis doen brengen.

11 Gelezen wordt de door hofmeester Johan de Mortaigne ingeleverde declaratie van de kosten van het defroyement van Buckingham en Holland over de periode 19 november tot 17 december 1625. Het bedrag over 27 dagen is 15.245 gld. 10 st. 8 p.
De declaratie zal voor onderzoek en beschikking ter hand worden gesteld aan de RvS.

12 Op grond van het rapport van de gedeputeerden volgen HHM het advies van de RvS d.d. 9 dec. 1625 inzake de betaling van het regiment in dienst van de Deense koning. De RvS zal de betaling in korte maanden van 32 dagen doen en de kapiteins zal worden bericht hun compagnie voltallig te maken. Aangezien de koning zijn kapiteins belast met het houden van een wagen willen HHM hierover nader advies van de RvS.

1 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 3906.
2 In S.G. 3906 wordt een uit de memorie van ambassadeur D'Espesses overgenomen staatje gegeven. Naast het schip van admiraal Haultain wordt van Zeeland het schip van Jehan Jeurlhem gevraagd, van Rotterdam de schepen van "Liffaibre St. Julien", "Vasenhere" en "Masdambourg" en van Amsterdam het schip van commandeur Goys . De verbastering van de persoonsnamen bemoeilijken de nadere identificatie van de naast Haultain genoemden. Wellicht wordt met "Liffaibre" kapitein Lieffhebber bedoeld en met "St. Julien" de heer van Saint-Julien . Laatstgenoemde reisde in 1625 naar de Republiek om voor Lodewijk XIII schepen te huren. "Vasenhere" zou kunnen staan voor Anthonie van Wassenhoven en "Masdambourg" voor Meus den Boer .
3 Het betreft het pamflet Den Hollantschen Apocalypsis. Vrijmoedelijck uytgheleet. Door Pambo Verimundima [ps. van Carolus Scribanius ]. Zie Knuttel, Catalogus pamflettenverzameling nr. 3676.