03 - 02 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Door de
essayeur-generaal zijn de essays van de gouden lampetten, potten en ketens ter
verering van de ambassadeurs van Groot-Brittannië
en Denemarken genomen. Beide ketens blijken
22 karaat ¾ grein te zijn, de derde keten is 22 karaats 7/8 grein,
het
grote en kleine lampet met pot zijn respectievelijk 22 karaat ¾
grein
en 22
karaat 7/8 grein.
2
De volmachten van
Ameland verzoeken de zaak tegen hun
heer te
renvoyeren aan een hof van justitie dan wel aan de gewone rechter
op
Ameland.
HHM blijven bij hun resolutie van 31 januari.
3
Cornelis Oostermans schrijft d.d. 31 jan. in antwoord op de brief van HHM d.d.
22 jan., maar ondanks het door hem daarin aangevoerde willen HHM
hem
ontbieden voor een afdoende verklaring.
4
Het verzoek van de Nijmeegse schipper
Thomas Segers om restitutie van 26 gld. 6 st., door hem betaald voor
uitvoer van goederen die het land evenwel niet hebben verlaten, is
ter
dispositie gesteld van het
Rotterdamse
Admiraliteitscollege
.
5
De ingezetenen van
Capelle in de
Langstraat verzoeken de hun toegestane
levensmiddelen buiten
Geertruidenberg - bijvoorbeeld uit
Dordrecht - te mogen halen aangezien zij in de
eerstgenoemde plaats niet geholpen worden. Ook vragen zij hun in
veiligheid gebracht gewas te mogen terughalen.
HHM blijven bij de resolutie van 19 jan. over hun zaak maar mochten zij tegen de zaaitijd zaaigoed van hun eigen gewas nodig hebben, dan zal daarop nieuw beraad volgen.
6
De
Rotterdamse Admiraliteit
schrijft d.d. Rotterdam 30 jan. dat in
Bergen op Zoom het verbod op de uitvoer van levensmiddelen niet streng wordt
toegepast. Zij sturen een akte mee die door de RvS aan
Roosendaal is verstrekt voor het halen van
levensbehoeften.
Wat het eerste punt betreft is
Oostermans ontboden en inzake het tweede punt wordt goedgevonden de RvS
in overleg te doen treden met de hier aanwezige gedeputeerden van
de
Rotterdamse Admiraliteit teneinde de lijst te verminderen en een
plaats
aan te wijzen waar de ingezetenen van Roosendaal hun waren mogen
halen.
7
Het advies van de RvS van 30 jan. op het verzoek van
Thomas Ruth van 21 jan. luidt dat hij vakbekwaam is en dus als ingenieur
aangenomen kan worden.
HHM machtigen de RvS aldus te handelen met kennisgeving aan Z.Exc.
8
De RvS heeft het verzoek van
Lambert Cuiper twee karren vlas in te mogen voeren afgeslagen.
HHM schikken zich hiernaar.
9
De RvS adviseert d.d. 30 jan. op de brief van
Wyngaert van 29 jan. terug te schrijven dat als de kapitein degenen
die het plakkaat van retorsie overtreden kent, hij hen met name
moet
noemen en aanklagen.
HHM vinden het goed dat de Raad aldus terugschrijft.
10
Vanwege het slechte voorbeeld
en
de gevolgen adviseert de RvS d.d. 31 jan. negatief op het verzoek van de
heer van Didem van 30 jan. om hem de 241 paarden of het in zijn
rekest vermelde schuitje toe te staan .
Het advies vermeldt ook dat de scheepskapiteins voor de rivierbewaking met de omwonende huislieden een schikking treffen over het houden van schuitjes op de
Maas, hetgeen niet in het landsbelang is.
HHM zullen de
Admiraliteit te Rotterdam
schrijven zich op de hoogte te stellen en in voorkomende gevallen te straffen. Het College moet HHM hierover naar behoren informeren.
11
Matelieff en
Almelo worden
gecommitteerd tot het horen van kapitein
Thibaut over een
manier waarop zijn aanspraken voldaan kunnen worden zonder kosten
voor
het land.
12
Het advies van fiscaal
Kinschot over het geschil tussen Jan IJsbrantsen
Gronestein, cipier
van de Voorpoort en Jacques van der Elst alias
Blaubeen luidt dat de cipier in
zijn gelijk
staat wat de schuld van
de
kapitein betreft. Gronestein mag echter bij het
innen van zijn schuld niet de voorkeur krijgen boven andere
crediteuren.
De fiscaal stelt voor de partijen te renvoyeren aan het
Hof van Holland
, hetgeen HHM goedvinden.
13
Graaf
Willem van Nassau antwoordt d.d. Emmerik [Emmerich] 16/26 jan. op de brief van
HHM van 27
dec. 1625 dat hij zal optreden tegen het afbreken van de hoofden en
ritsen.
Dit zal de RvS worden meegedeeld.
14
Ter vergadering verschijnen de gedeputeerden van de
WIC
met het verzoek twee extra oorlogsschepen te mogen hebben.
HHM gaan daar niet op in aangezien het land die niet kan missen.
15
Meegedeeld wordt hetgeen door
Amstrudder uit Hamburg aan de
koning van
Bohemen is
geschreven, namelijk dat de
Deense
koning
vastbesloten is
de gemene zaak tot het uiterste te dienen.
Aissema zal nog eens geschreven worden er met deze wetenschap bij de
Hanzesteden op aan te dringen tot het verbond toe
te
treden.
16
Aangezien de uitvoering van de resolutie over de consenten van 28 okt. 1625 geen uitstel meer verdient besluiten HHM, naar aanleiding van de 29 jan. ontvangen brief van de
Gedeputeerde Staten van Friesland
, de heren te verzoeken op 17 feb. een Landdag uit te schrijven. Geïnsereerd zal worden dat de leden voor deze zaak volkomen gelast en gemachtigd compareren. Een deputatie van HHM zal op hetzelfde tijdstip aldaar verschijnen voor een definitief besluit inzake de uitvoering [van de resolutie d.d. 28 okt. 1625]. Alle stukken zullen de RvS worden overhandigd om de benodigde instructie te ontwerpen en graaf
Ernst Casimir van Nassauzal worden verzocht bij de uitschrijving behulpzaam te zijn
om die zo snel mogelijk te realiseren.
Rantwyck,
Brouchoven en
Van der
Lingen
uit
de RvS worden voor dit doel gecommitteerd.
17
Naar voren wordt gebracht dat enkele kapiteins van oorlogsschepen schijnen deel te nemen aan arminiaanse bijeenkomsten in
Rotterdam.
De
Rotterdamse Admiraliteit
zal geschreven
worden zich hierover te informeren. Mocht het verhaal kloppen dan
dient het College in overeenstemming met het contra arminiaanse bijeenkomsten uitgevaardigde plakkaat tegen de kapiteins te procederen.