06/02/1626, 12

 
English | Nederlands

121 De gecommitteerden van HHM doen verslag van hun beprekingen met de gedeputeerden van de Hollandse en Zeeuwse Admiraliteitscolleges over de kustbewaking voor de komende zomer.
In aanwezigheid en met advies van Z.Exc. is besloten dat de Admiraliteiten dertig van de bekwaamste oorlogsschepen van honderdtwintig à honderdvijftig last groot zullen equiperen en tegen april in zee zullen brengen. Elk schip moet zijn voorzien van ongeveer 22 stuks geschut waaronder ten minste zes à zeven van metaal die elk minimaal twaalf pond ijzer moeten kunnen schieten. De ijzeren stukken moeten acht pond ijzer kunnen verplaatsen. Het aan te schaffen geschut moet zo zwaar mogelijk zijn en bij de grootte van het schip passen. In het bijzonder zal gelet worden op het kiezen van geschikte en ervaren konstabels.
Elk schip zal bemand worden met ten minste 75 door de Admiraliteiten te bekostigen mannen en twintig door de Generaliteit te betalen musketiers. De kapiteins moeten deze mannen zo goed mogelijk oefenen in het schieten met roers en musketten en er minimaal twintig goede musketiers aan overhouden.
Naast de dertig oorlogsschepen zullen vijf jachten van ongeveer zestig last groot worden geëquipeerd en in zee worden gebracht met vijftig koppen, een evenredige hoeveelheid ammunitie en voorzien van acht gotelingen. De Admiraliteiten in Rotterdam , Zeeland en het Noorderkwartier zullen elk zes schepen en één jacht uitrusten, de Admiraliteit te Amsterdam twaalf schepen en twee jachten.
Om de oorlog te water op oude kracht voor te zetten, schepen en bemanning zo goed mogelijk te commanderen in de strijd tegen de vijand en blijvend over bekwame kapiteins te kunnen beschikken, besluiten HHM hen, zo lang zij zich goed gedragen, in dienst van het land te continueren.
Daartoe zullen de respectievelijke Admiraliteitscolleges (met uitzondering van het Zeeuwse College dat zijn kapiteins al continueert) dubbeltallen nomineren uit de beste en kloekste zeevarende personen in het land met minstens vier à vijf jaar ervaring op zee. Rotterdam en het Noorderkwartier zullen elk 24 personen nomineren, Amsterdam 48. Uit deze dubbeltallen zal Z.Exc. de helft kiezen.
Eveneens wordt goedgekeurd dat de kapiteins commandant op hun schip blijven zolang dat tot oorlogvoeren in staat is en dat de overige scheepsofficiers ook bekwame, kloeke en ervaren personen zullen zijn.
De kapiteins dienen hun schepen te voorzien van proviand voor vier maanden.
Zij moeten de bevelen van de Admiraal of commandant volkomen uitvoeren en mogen zonder diens verlof de vloot niet verlaten.
Indien de schepen moeten worden geproviandeerd of schoongemaakt zal de commandant tijd en haven schriftelijk verordenen om te voorkomen dat zij de vloot nodeloos verlaten. De commandant zal de Admiraliteiten tijdig schip, tijdstip van binnenlopen, haven en de mate van uitputting van de victualie melden zodat zij vervolgens de vereiste levensmiddelen en andere benodigdheden op het juiste moment kunnen doen bezorgen.
Voor de commandant van de schepen en jachten zal een instructie worden opgesteld. Als de kapiteins gedwongen zijn een haven in een van de gewesten binnen te lopen, moeten zij de Admiraliteit waaronder zij ressorteren en ook de commandant attestatie zenden van de equipagemeester of monstercommissaris inzake hun doen en laten.
De Admiraliteitscolleges zullen er goed op toezien dat de ingekomen schepen niet zonder reden in de havens blijven. In geval van nalatigheid mag het betreffende College de kapitein ontslaan en zijn eigen Admiraliteit, alsmede HHM, daarvan op de hoogte stellen. Zij zullen een dergelijk ontslag beschouwen als zelf gegeven.
Instructie voor de commandant op de kust van Vlaanderen luidt als volgt:
De commandant voert met volkomen macht en autoriteit het bevel over dertig schepen en vijf jachten en mag kapiteins lijstraffen uitdelen als hij daartoe in elk geval zeven kapiteins bijeenroept. Bij andere straffen, zoals afzetting, zal naar de situatie vereist door de commandant alleen of met een naar zijn goeddunken te assumeren aantal kapiteins opgetreden worden. De commandant is verantwoordelijk voor het hem toevertrouwde aantal schepen, te weten: Rotterdam, zes schepen en één jacht; Amsterdam, twaalf schepen en twee jachten; Zeeland, zes schepen en één jacht; Noorderkwartier, zes schepen en één jacht.
De commandant dient van tijd tot tijd HHM en Z.Exc. te waarschuwen welk College zijn beloofde schepen niet onder de vlag of op de kust van Vlaanderen heeft. De commandant zal met de bovengenoemde schepen de kust en havens van Vlaanderen verdedigen en de resterende schepen gebruiken, naar gelang de situatie vereist, voor het kruisen tussen de Hoofden [Nauw van Calais], Het Kanaal, de Noordzee en de Bocht [Golf van Biskaje]. Hij zal niet konvooieren noch passagiers vervoeren zonder opdracht daartoe van HHM of Z.Exc. en voorts alles doen wat de vijand benadeelt en wat lorrendraaierij tegengaat.
De commandant dient om de acht dagen een journaal op te zenden naar HHM en Z.Exc. zonder daarvoor, behalve in noodgeval, per expresse een schip te gebruiken. Het moet weergeven wat er op de kust gebeurt, waar de schepen zijn en waarom, hoe kapiteins en scheepsvolk zich gedragen, van welke grootte de schepen zijn en of zij daadwerkelijk 75 koppen aan boord hebben. Ook vermeld moet worden of het scheepsvolk van goede kwaliteit is, voldoende te eten heeft en of elk schip is uitgerust met het voorgeschreven geschut.
De commandant mag de kust met zijn schip alleen op de vastgestelde tijd verlaten, dan wel nadat een plaatsvervanger is aangekomen, met toestemming van HHM en Z.Exc. of in uiterste nood.
De kapiteins mogen alleen met schriftelijke toestemming van de bevelhebber weggaan. Indien de schepen moeten worden geproviandeerd of schoongemaakt zal de commandant tijd en haven schriftelijk verordenen om te voorkomen dat zij de vloot nodeloos verlaten. De commandant zal de Admiraliteiten tijdig schip, tijdstip van binnenlopen, haven en de mate van uitputting van de voorraden melden zodat zij vervolgens de vereiste levensmiddelen en andere benodigdheden op het juiste moment kunnen doen bezorgen.
Als de kapiteins gedwongen zijn een haven in deze provincies binnen te lopen, moeten zij de commandant en de Admiraliteit waaronder zij ressorteren attestatie zenden van de equipagemeester inzake hun doen en laten. De Admiraliteitscolleges zullen er goed op toezien dat de ingekomen schepen niet zonder reden in de havens blijven. In geval van nalatigheid mag het betreffende College de kapitein ontslaan en zijn eigen Admiraliteit, alsmede HHM, daarvan op de hoogte stellen. Zij zullen een dergelijk ontslag beschouwen als zelf gegeven.
Bij waarneming van enig schieten op zee dienen de commandant of onder zijn bevel varende kapiteins onmiddellijk bijstand te verlenen.
De commandant zal de kapiteins opdragen aan boord te blijven, niet lichtvaardig zij-aan-zij te varen en ereschoten achterwege te laten.
Hij zal de kapiteins ook opdragen de matrozen zo veel mogelijk te oefenen in de omgang met de roers en musketten opdat er minstens twintig goede musketiers beschikbaar komen.
De commandant zal, evenals de overige kapiteins, een eed afleggen dat bij verovering van een Duinkerker of ander vijandelijk schip het recht van voetspoeling zal worden toegepast op de opvarenden met uitzondering van jongens, passagiers en zij die zich tegen hun wil op het schip bevinden.

1 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 51. Besluit en instructie zijn gedrukt: Aitzema, S. & O. kwarto II, 92-96/folio I, 528-529.