15
Na lezing en bestudering van het advies van de gedeputeerden van de Admiraliteiten in
Rotterdam
,
Amsterdam
,
Zeeland
en het
Noorderkwartier
besluiten HHM ten eerste dat het plakkaat van 22 juli 1625 op de uitrusting van de koopvaardijschepen en buizen overal in de Verenigde Nederlanden en met name ook in
Hoorn en
Enkhuizen waar dat kennelijk problemen
oplevert, ten volle moet worden uitgevoerd. Indien iemand zich
daaraan
onttrekt moet de Admiraliteit regelen dat hij conform het plakkaat
wordt bestraft door
de
officieren van het land. Indien nodig, moeten de
konvooimeesters de onwilligen laadbrieven en paspoorten weigeren
zolang
zij nog niet volgens het plakkaat zijn uitgerust.
Ten tweede zal voor de lasten van de Noordvaarders een algemene regel gelden dat schepen die rond de honderd last tarwe en rond de 75 last hout vervoeren, de daarmee overeenkomende konvooien en licenten betalen.
Ten derde zal het plakkaat van 22 juli 1625 op het punt van de premie voor het opbrengen van een vijandelijk schip worden nagekomen.
Ten vierde zullen de Admiraliteiten de kapiteins die zich enige tijd geleden op zee niet goed van hun taak hebben gekweten, zo spoedig mogelijk passend doen bestraffen opdat anderen daaraan een voorbeeld nemen. Zij dienen HHM te berichten van hetgeen zij op dit punt hebben gedaan.
Ter voorkoming van kwartier ter zee en ter bevordering van het werk tegen de vijand zal, ten vijfde, de kapiteins worden gelast, door middel van eed, de voetspoeling toe te passen.
Voorgesteld is ook de vijand af te schrikken door op de kust van
Spanje vissers- en andere schepen te halen en die eventueel te
gebruiken voor uitwisseling van gevangenen. Hierover zal nader
beraad
plaatsvinden. De gedeputeerden adviseren niet unaniem op het punt
van
de verhoging van de licenten op goederen die vervoerd worden
richting
Elbe en
Wezer. Aangezien de
Admiraliteit te Amsterdam bezwaar maakt tegen de verhoging wordt
deze
zaak in beraad gehouden.