12/02/1626, 15

 
English | Nederlands

15 Na lezing en bestudering van het advies van de gedeputeerden van de Admiraliteiten in Rotterdam , Amsterdam , Zeeland en het Noorderkwartier besluiten HHM ten eerste dat het plakkaat van 22 juli 1625 op de uitrusting van de koopvaardijschepen en buizen overal in de Verenigde Nederlanden en met name ook in Hoorn en Enkhuizen waar dat kennelijk problemen oplevert, ten volle moet worden uitgevoerd. Indien iemand zich daaraan onttrekt moet de Admiraliteit regelen dat hij conform het plakkaat wordt bestraft door de officieren van het land. Indien nodig, moeten de konvooimeesters de onwilligen laadbrieven en paspoorten weigeren zolang zij nog niet volgens het plakkaat zijn uitgerust.
Ten tweede zal voor de lasten van de Noordvaarders een algemene regel gelden dat schepen die rond de honderd last tarwe en rond de 75 last hout vervoeren, de daarmee overeenkomende konvooien en licenten betalen.
Ten derde zal het plakkaat van 22 juli 1625 op het punt van de premie voor het opbrengen van een vijandelijk schip worden nagekomen.
Ten vierde zullen de Admiraliteiten de kapiteins die zich enige tijd geleden op zee niet goed van hun taak hebben gekweten, zo spoedig mogelijk passend doen bestraffen opdat anderen daaraan een voorbeeld nemen. Zij dienen HHM te berichten van hetgeen zij op dit punt hebben gedaan.
Ter voorkoming van kwartier ter zee en ter bevordering van het werk tegen de vijand zal, ten vijfde, de kapiteins worden gelast, door middel van eed, de voetspoeling toe te passen.
Voorgesteld is ook de vijand af te schrikken door op de kust van Spanje vissers- en andere schepen te halen en die eventueel te gebruiken voor uitwisseling van gevangenen. Hierover zal nader beraad plaatsvinden. De gedeputeerden adviseren niet unaniem op het punt van de verhoging van de licenten op goederen die vervoerd worden richting Elbe en Wezer. Aangezien de Admiraliteit te Amsterdam bezwaar maakt tegen de verhoging wordt deze zaak in beraad gehouden.