16 - 04 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
In een reactie van 23 maart op de resolutie van 13 maart inzake de door
Holland verzochte berekening van
rente-op-rente en makelaardijgelden meent de
Generaliteitsrekenkamer
dat de aanspraken
van de provincie ongefundeerd zijn, maar dat men om redenen van
staat
de makelaardijgelden zou kunnen toestaan.
Holland wenst het advies nader te bestuderen.
2
De volmachten van
Westergo schrijven d.d. Leeuwarden 31 maart in antwoord op het
schrijven van HHM van 24 maart dat zij de andere leden van de
provincie
niet hebben kunnen overreden tot het aanvaarden van de resolutie
die
HHM op 28 okt. 1625 op de vergaring van de middelen ten behoeve
van de
oorlogvoering hebben genomen. Zij verzoeken HHM erop toe te zien
dat de
resolutie door de vier leden van de provincie ten uitvoer wordt
gebracht.
Aangezien in een eerder stadium is besloten de eerder voor deze zaak gecommitteerde heren opnieuw naar
Friesland te sturen en de gedeputeerden van
Holland
bekendmaken dat zij
Brouchoven
hebben overreed
na
afwikkeling van zijn zaken te volgen, gaat de brief naar de RvS om
te
vernemen of er nog meer gedaan kan worden.
3
De uit
Bahia de Todos os Santos gekomen gevangenen
Willem
Schoutens,
Hans Ernst Kieft en vier soldaten
verzoeken, nu hun genade is geschonken, volledig in vrijheid
gesteld
te
worden.
President
Schaffer zal de zaak opnemen met Z.Exc.
4
De RvS mag beslissen over het verzoek van
Jan de Wit, bode van Holland, om betaling van zijn reis naar
Frankrijk op 25 maart in opdracht van Z.Exc.
5
Willem Adriaenssen Molenaer verzoekt magere ossen, koeien en ander vee te mogen
uitvoeren ter vetweiding op zijn landerijen in het Land van
Altena.
De RvS wordt om advies gevraagd.
6
Naar aanleiding van het op 10 april ingediende verzoek van
Van der Elst adviseert de RvS d.d. 14 april hem nog een jaar het
traktement van 100 gld. per maand te geven.
HHM verlengen het traktement voorlopig met twee maanden.
7
De
Zeeuwse Admiraliteit
schrijft d.d. 11 april dat haar schepen de
Theems niet opvaren, maar hoogstens tot
Margate
varen zodat zij
Joachimi niet
kunnen
aanspreken.
Joachimi zal geschreven worden dat de Engelse officiers hun rekruten
naar Margate moeten brengen om van daaruit hiernaartoe gekonvoieerd
te
worden.
8
In reactie op een brief van
Marinus Hollaer d.d. 10 april zal aan de
Admiraliteitscolleges worden
geschreven hun schepen naar de kust te sturen. De Admiraliteit te
Amsterdam
moet daarenboven
Evert
Anthonissen
, die zijn wacht heeft verlaten, op
passende
wijze te straffen.
9
Maria Wiems, weduwe van kapitein
Brunfielt, verzoekt
wat reisgeld.
De RvS mag beslissen.
10
Zoals 14 april afgesproken, hebben
Beaumont en
Hertevelt met de
ambassadeurs van
Frankrijk en
Venetiƫ
gesproken.
Zij melden dat allebei toegezegd hebben de brieven van HHM ter
verkrijging van het financiƫle secours te zullen ondersteunen.
De Franse ambassadeur heeft verzocht niets ten nadele van kapitein
Villetard - nu in Frankrijk om zijn rekruten te halen - te
besluiten. De
thesaurier-generaal
meldt
desgevraagd
dat Villetard gedagvaard is vanwege het door hem
gepleegde bedrog in de monstering. Hij moet binnen een maand zijn
verdediging doen en is inmiddels van zijn kapiteinschap
ontheven.
11
Gemeld wordt dat Z.Exc. niets kan bedenken waarom niet aan de
Zweedse koning geschreven kan worden ten gunste van de
hertog van
Kurland.
De brief zal verzonden worden.
12
Theophile Thibaut verzoekt nogmaals om een tegemoetkoming vanwege de twee
door hem gevangengenomen mannen die door het land zijn geruild
tegen
andere gevangenen.
HHM blijven bij hun eerdere resoluties en met name bij die van 7 februari.
13
Z.Exc. heeft laten weten dat
Joachimi heeft
geschreven over de wens van de
Engelse
koning hier te lande ruiters te lichten.
Z.Exc. moet dit beleefd afwijzen met de suggestie dat de koning beter en net als HHM de ruiters in
Duitsland kan lichten, vanwaar ook scheepstransport mogelijk is.
14
De
prinses van Portugal heeft te kennen gegeven dat zij in haar huidige
omstandigheden aflossing wil van de haar door
Holland
betaalde rente van 2.500 gld. per jaar. De rente werd betaald op
grond
van de resolutie van HHM d.d. 19 aug. 1609 ter vergemakkelijking
van de
verdeling van de nalatenschap van haar vader en ter voldoening van
haar
rechten op de domeinen van
Hooge Zwaluwe en
Lage Zwaluwe. De rente bedroeg eerst 3.500 gld. en
is
in november 1613 op haar verzoek door een aflossing van 20.000 gld.
teruggebracht tot het huidige bedrag van 2.500 gld.
Doublet wordt bij deze gelast het kapitaal van 50.000 gld. met
assistentie en krediet van de heren van Holland te vergaren en aan
de
prinses op ordonnantie en onder kwitantie uit te betalen. Zolang de
2.500 gld. rente op de staat van oorlog ten laste van Holland wordt
gelaten zal dit bedrag vanaf nu door Holland aan de
ontvanger-generaal worden betaald, ter leniging van de rente die op
de
geleende 50.000 gld. betaald moet worden.