23/05/1626

 
English | Nederlands

23 - 05 - 1626

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 HHM hebben de commissie gelezen die de graaf van Culenborch, de heer van Soelen, Rantwyck, de heer van Hemmen, Rensen, Kelffken, De Bije, Boshoff, Lintelo, Henrick van Eck, Lochteren, Wolter Wolterssen, Essen, Diderick van Eck, Halewijn en Feith hebben ontvangen om namens de Staten van Gelderland ter Staten-Generaal te verschijnen.

2 HHM hebben een brief ontvangen van de Gedeputeerde Staten van Groningen d.d. 4 mei waarin zij melden dat de Staten van Groningen jonker Lucas Clant, hoofdeling te Warfhuizen hebben gecommitteerd als lid van de Generaliteitsrekenkamer .
Hij heeft de eed afgelegd.

3 De RvS zal beslissen over het verzoek van Reinerus van Oosterzee, predikant in 't Waal om in dienst genomen te worden als ziekentrooster in het leger.

4 Cornelis Aertsen, schipper uit Leur, Melis Henricks Tack uit Roosendaal en Jan Pietersen Graaff, schipper uit Breda, verzoeken akte om beschermd te zijn tegen een kwalijke behandeling alhier. Zij waren door Sebastiaen Janssen aangenomen om diens goederen van Gouda naar Terheijden te brengen, maar die zijn onder aanwending van geweld daarvandaan naar Breda vervoerd.
De RvS dient te adviseren.

5 De RvS adviseert naar aanleiding van het op 13 mei ingediende rekest namens de stad Goch, dat de supplianten zich dienen te houden aan het plakkaat van retorsie.
De RvS zal op hun verzoek volgens dit plakkaat beschikken.

6 Magdalena Jansdr., vuurstookster van HHM, verzoekt zowel haar ordinaris als extraordinaris gage van respectievelijk 50 gld. en 30 gld. te verhogen.
HHM besluiten uitsluitend voor het traktement ordonnantie te laten passeren.

7 De heer van Villers, commandant van Willemstad, is toegestaan zijn twee paarden in Zevenbergen of anders in Oudenbosch te verkopen als ploegpaarden, tegen Bosch' licent.

8 Maria van Dam, weduwe van agent Rijswyck, verzoekt voorschrijven aan de Hanzesteden ten einde van een traktement te worden voorzien.
HHM hebben dit afgewezen.

9 De gedeputeerden van Utrecht hebben verzocht een plakkaat te publiceren tegen het gouden en zilveren draadwerk in Dordrecht.
De gedeputeerden van Holland hebben een besluit hierover in beraad gehouden.

10 Raad van State Sommelsdyck en commies Van der Haer voeren ter vergadering aan dat in Breda sterk wordt aangedrongen op de afdoening van de verzochte servitiën conform het door HHM genomen besluit van 8 mei. De RvS vraagt zich af of de servitiën ook over de periode van de belegering moeten worden toegekend.
De RvS zal HHM van advies dienen.

11 Sommelsdijck overhandigt een boekje dat tijdens zijn ambassade in Frankrijk is uitgekomen onder de titel Apologeticus pro Rege Christianissimo Ludovico 13 adversus factiosae admonitionis calumnias in causa Principum faederatorum1.

12 In een schrijven van de Generaliteitsrekenkamer d.d. 19 mei berichten de gecommitteerden dat ontvanger Reael te Amsterdam zonder reden een provisie van eenderde procent eist van het geld dat de ambassadeurs van HHM per wissel op hem trekken. Holland moet die bedragen namelijk aan de Generaliteit betalen omdat zij ten laste van die provincie op de staat van oorlog zijn ondergebracht en aangezien Reael in dienst van de provincie is, mag hij daarvan geen provisie genieten.
Er valt nog geen besluit.

132 De ambassadeur van Perzië heeft, na audiëntie te hebben verzocht, in de vergadering gemeld dat zijn collega die naar Engeland was gestuurd aldaar in het geheel niet zo goed is behandeld als men had verwacht. Met zijn gevolg aangekomen in Duins [Downs], stelde hij vast dat de schepen al waren vertrokken. Als HHM dit toestaan, zou hij graag hiernaartoe willen komen met de zijden stoffen van de Perzische koning om die hier te verkopen. Het besluit zou natuurlijk niet tot onenigheid met de koning van Engeland moeten leiden. De ambassadeur vraagt zich af of hier, zoals in Engeland, invoerrechten over de zijde moeten worden betaald. Hij beklaagt zich eveneens over de hertog van Guise die in Frankrijk Perzische goederen en zijde heeft geconfisqueerd en verzoekt uiteindelijk een voorlopig antwoord op de vraag of zijn komst HHM aangenaam is, zodat hij dat aan zijn koning mag schrijven.
Vosbergen en Boetzler zullen nader met de ambassadeur spreken over deze kwestie. HHM willen vernemen wat nu de precieze intentie is van de komst van zijn collega uit Engeland, hoe zijn eigen mening daarover luidt en of hij hier ook als privépersoon zou willen komen. De genoemde heren zullen eerst nagaan of voor de ingevoerde zijde van de koning ook konvooi is betaald om dit vervolgens de ambassadeur te kunnen meedelen. Wat de klachten over de gang van zaken in Frankrijk aangaat, zal hem worden geadviseerd zich te wenden tot de ambassadeur van Frankrijk en biedt men hem de ondersteuning van HHM aan. Tot slot zullen Vosbergen en Boetzler meedelen dat de komst van de ambassadeur HHM aangenaam is en, indien hij dat verlangt, zal hem dit op schrift worden gegeven.

14 De Generaliteitsrekenkamer schrijft met het verzoek de Staten van Zeeland ertoe te bewegen dat zij de ontvanger-generaal de opbrengst doen toekomen van de verpachting van de 14 gld. ten honderd wit zout tot last van de panneman. De impost is bij resolutie van 2 okt. 1589 geheven in Holland, Zeeland en Friesland ten behoeve van de Generaliteit en deze provincies hebben daarin sindsdien steeds weer geconsenteerd.
De gedeputeerden van Holland verklaren gelast te zijn het bedrag dat deze verpachting sinds 1589 heeft opgebracht, meer dan 700.000 gld., te verhalen op de Generaliteit als Zeeland de inkomsten niet afdraagt.
De Staten van Zeeland krijgen een kopie van het schrijven met de dringende aansporing de Generaliteit te voldoen
In dezelfde brief van de Generaliteitsrekenkamer wordt verzocht te regelen dat het land wordt ontheven van het in 1619 opgenomen bedrag tot dekking van de kosten van de gevangenschap van mr. Jan van Oldenbarnevelt en anderen.
Besloten wordt de retroacta na te zien.
Dezelfde brief bepleit ook te regelen dat de kosten van de executie van Jacob Mom, Botbergen en Einhouts aan het land worden terugbetaald.
Conform een eerder genomen resolutie zal de ontvanger-generaal zijn commies het geld doen verhalen op Gelderland en Utrecht. In deze provincies liggen de geconfisqueerde goederen van de geëxecuteerden.

15 Een besluit over de rekesten van schippers en anderen die graag goederen uit en naar neutrale landen willen vervoeren, wordt uitgesteld.
Ook wacht men nog met een besluit over het schrijven van de magistraat van Dordrecht over de invoer van ijzer en andere goederen ten gunste van Jean Guillaume. De RvS heeft in zijn advies van 22 mei afgeraden het plakkaat van retorsie te omzeilen vanwege de gevolgen.

1 Dit werkje van Nicolaus Rigaltius verscheen in 1626 in Parijs bij boekdrukker Joseph Bouillerot .
2 Deze resolutie is gedrukt: Dunlop, Bronnen Oostindische Compagnie Perzië I, 695-96.