17 - 06 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De
ambassadeur van Venetië zal tegen de avond arriveren. Z.Exc. zal worden verzocht hem
bij de Hoornbrug tegemoet te rijden.
Kelffken,
Noortwijck,
Vosbergen en
Hertevelt zullen Giorgi in
zijn logement begroeten. Aangezien de ambassadeur zijn intrek neemt
in het
huis
van
Contarini zal
Mortaigne
worden gelast te regelen dat het defroyement van drie dagen aldaar
plaatsvindt.
2
Rantwyck,
Noortwijck,
Beaumont,
Hertevelt,
Ter Cuilen en
Broersema zullen na de prins nu
ook de
prinses van Oranje met de
geboorte van haar
zoon gelukwensen
en aanbieden hem ten doop te
houden.
3
Generaal
Cecil verzoekt zijn verlof met zes maanden te mogen verlengen.
Dit
zal met Z.Exc. worden besproken.
4
Raden van State
Stavenisse en
Sloot melden ter
vergadering dat die
van de
Tielerwaard de aanleg van een dijk
tegenover
Zaltbommel niet langer willen uitstellen.
Sloot heeft de situatie ter plaatse
geïnspecteerd
en vervolgens met Z.Exc. en
Ernst
Casimir
besproken.
Dezen zijn van mening dat men die van de Tielerwaard maar moet
laten
begaan, aangezien zij niet van hun voornemen zijn af te brengen.
Wel
moeten zij de oude dijk laten liggen.
HHM achten de aanleg van de dijk in alle opzichten ongunstig voor Zaltbommel en besluiten dan ook dat de RvS de hier aanwezige dijkgraaf van de Tielerwaard
Hemert, andere belanghebbenden en vertegenwoordigers van
Zaltbommel op korte termijn bijeen zal roepen. Na de argumenten van
beide partijen te hebben vernomen zal dan naar een
vriendschappelijke afwikkeling van
de zaak
worden gestreefd.
5
Kapitein
Jean Gibson verzoekt vergoeding te mogen ontvangen voor de Duitse
soldaten uit zijn
compagnie die aanwezig waren bij de monstering van 27 maart.
De RvS zal hierover beslissen.
6
Ten behoeve van
Johannes Demelius, als predikant verdreven uit
Olpe
in het
Bergse ambt
Steinbach, zal
worden geschreven aan de
Kleefse raden met het
verzoek de suppliant behulpzaam te
zijn bij het terugkrijgen van zijn door de vijand afgenomen
bezittingen. Hem wordt ook een viaticum van 8 gld. toegekend.
7
HHM lezen het rekest van de pachters van een kwart van de konvooien en licenten dat verschillende punten behelst.
De pachters hebben met behulp van twee schepen van de
Admiraliteit te Dokkum
onverlicente goederen uit twee in
Het Vlie gelegen Amsterdamse koopvaardijschepen gelicht en onder
jurisdictie van dat College gesteld. De
Amsterdamse
Admiraliteit
is hierover zeer misnoegd en weigert het
geld
voor de betaling van hun beambten uit te keren zolang de
goederen
niet naar haar rechtsgebied zijn gebracht.
HHM zullen de Amsterdamse
Admiraliteit schrijven dat zij de goederen bij het
College
te Dokkum moet opeisen en dat zij dit niet op de pachters mag
verhalen.
In de tweede plaats klagen de pachters over de konvooimeester te
Hoorn die 30 gld. heeft gekort op hun deel in de toegewezen
buitgemaakte schepen omdat hij vanwege hun klachten naar
's-
Gravenhage heeft moeten reizen.
HHM zullen de
Admiraliteit in het
Noorderkwartier
schrijven de konvooimeester te doen afzien van zijn onterechte
aanspraken.
Ten derde vragen de pachters de controleurs van de diverse Admiraliteitscolleges op te dragen een overzicht in te leveren van hetgeen er in 1624 per maand aan konvooien en licenten is opgebracht opdat zij hun staat kunnen maken.
Een besluit hierover wordt nog uitgesteld.
In de vierde plaats vragen de pachters HHM uit te maken of zij niet recht hebben op een kwart van de op zee buitgemaakte en geconfisqueerde schepen.
HHM houden dit in beraad.
Ten vijfde laten de pachters weten dat zij tegenover gedeputeerden van HHM graag opening van zaken willen geven in het geval HHM een nieuwe verpachting overwegen, dit tot groot nut en voordeel van het land.
De pachters moeten hun gedachten op schrift stellen en inleveren.
8
Baron van
Monschau verzoekt de
officieren op te dragen af te zien van de afpersingen die ruiters
en
soldaten plegen onder voorwendsel van het plakkaat van retorsie.
Zij moeten
uitsluitend de heterdaad op een overtreding betrapten straffen.
Ook
vraagt hij de onderdanen van de heerlijkheid
Oijen
toe
te staan met de inwoners van
Megen en
omliggende dorpen hooi, tienden, land, graan, vee en dergelijke te
verhandelen. Tevens verzoekt hij zijn eigen gewas
uit
het Land van
Kleef, ongeveer 36 mud rogge en
ander
graan, vrij naar Oijen te mogen transporteren. Voor
herstelwerkzaamheden aan onder meer zijn stallen in Oijen heeft
hij
behoefte aan planken, sparren en balken en voor zijn keuken wil hij
uit
Rotterdam honderd pond kaas, twee tonnen boter,
een
ton zeep, een halve ton gezouten kabeljauw, honderd pond stokvis,
twee
aam bierazijn, een half aam wijnazijn, vier okshoofden wijn, een
zak
zout en voor ongeveer 90 gld. aan specerijen.
De uitvoer van de genoemde goederen en levensmiddelen wordt toegestaan tegen betaling van 's lands rechten en onder de verzekering dat zij nergens anders naartoe worden gebracht. Inzake de overige punten wordt de RvS om advies gevraagd.
9
De heer van
Batenborch heeft zich beklaagd over het optreden van de commandant van
het fort
Voorn. Hij heeft turfvervoerders op hun
terugreis van het huis te
Batenburg naar
Ravenstein gevangen doen nemen en 28 gld. 5 st.
gevorderd. Ook heeft
Winant
Didden, ruiter
onder
ritmeester
Bassen, met nog drie
andere ruiters
uit
het garnizoen van
Heusden op 23 mei
Wijn
Gylen uit
Kleine Meers in de
heerlijkheid
Stein van zijn bed gelicht, over de
Maas naar het Mechelse Bos gebracht en aldaar,
terwijl zijn handen gebonden waren, 100 rijksdaalder afgeperst. De
commandanten van Voorn en Heusden zal worden geschreven het geld te
doen restitueren, nisi causam.
10
Rantwyck,
Matelieff en
Beaumont
hebben gerapporteerd dat, toen zij in
Steenwijk
van
het vertrek van
Ernst Casimir naar
's-
Gravenhage hadden gehoord, naar
Heerenveen zijn gereisd. Daar zijn zij door een
gedeputeerde,
die in
Leeuwarden was geweest, nader op de hoogte
gesteld van de situatie. Vervolgens hebben zij aan het
Hof
geschreven hun komst bij de
magistraat
van Leeuwarden aan te kondigen en ook te adviseren wat het best
gedaan kon
worden tot herstel van de rust en de harmonie. Het antwoord luidde
dat
het
best de vergadering van de
Staten
afgewacht
kon worden; daarop zijn zij vertrokken. Zij hebben wel gemerkt dat
de
animo van degenen die de zaak krachtig wilden aanpakken nu
afneemt en
dat de kans op executie van de uitspraak geringer wordt.
De heren is dankgezegd voor hun inspanningen.
Voor de door
Rantwyck,
Matelieff en
Beaumont
over hun reis gedeclareerde kosten, in totaal 274 pond Vlaams 12
sch.
bedragend, wordt ordonnantie gedepêcheerd.
11
Namens
Breda is verzocht om een besluit over de servitiën. Commies
Verhaer is in het bezit van een
staat van deze
servitiën.
Schagen en
Rode zullen die staat
onderzoeken en
daarvan verslag uitbrengen.
12
De schippers die de ruiters van
Mansfeld hiernaartoe hebben gebracht, klagen dat zij nog steeds niet
zijn betaald.
Noortwyck en
Vosbergen zullen
hierover met
D'Epaisses spreken.
13
De Admiraliteit in het
Noorderkwartier
waarschuwt d.d. 15 juni dat er drie als oorlogsschepen uitgeruste koopvaarders in de
Garonne gereed liggen. Zij zijn elk bewapend met 28 lepelstukken en
bemand met honderdvijftig koppen, meest Fransen, Engelsen,
Vlamingen en
andere Nederlanders. De drie kapiteins zijn Vlamingen. Zij zullen
via
Ouessant
zestien in
de
Golf van Biskaje klaarliggende oorlogsschepen,
bewapend met
zestien tot twintig lepelstukken en bemand met honderd tot
honderdvijftig man, naar de oorlogsschepen van
Duinkerke geleiden om gezamenlijk de buizen aan
te
vallen.
De brief zal met Z.Exc. worden besproken terwijl de overige Admiraliteiten en
Joachimi op de hoogte zullen worden gesteld.
14
Quast schrijft d.d. Duinkerke 13 juni over de aankomst van de
musketiers.
Vereist geen resolutie.
15
HHM lezen het rekest van
Jan Danckelman waarin hij de op 10 juni ontvangen brief van de vorstelijke
raden in
Münster weerlegt.
Het rekest zal aan de raden worden gezonden met een ernstig schrijven waarin wordt gevraagd conform de eerdere brief van 21 maart het arrest op Danckelmans goederen op te heffen.
16
Ordonnantie wordt gepasseerd van 350 gld. die
Josephe Pallache, agent van de koning van Marokko, net als vorig jaar nog een
keer tot huishuur is toegekend.
17
De gedeputeerden van
Holland willen de op 11 juni namens de
Perzische
ambassadeur ingeleverde memorie aan de VOC zenden opdat
de
Heren Zeventien
zich over de
eventuele
voordelen buigen en wellicht een voorstel kunnen doen.
HHM gaan akkoord.
18
Schaffer vertrekt naar
Groningen en neemt afscheid.
Op verzoek van HHM zal hij achterhalen wat er in
Friesland gebeurt en daarover berichten.
19
Er valt nog geen beslissing over het verzoek van
Jasper Kinschot om de 1.000 gld. per jaar af te lossen waarmee HHM in 1609
de
hertogin van Landsberg hebben
vereerd.