08/07/1626

 
English | Nederlands

08 - 07 - 1626

Presentielijst:

Resoluties:

1 Uit een brief van David Pallache aan Z.Exc. d.d. 25 juni over de stand van zaken rond de uitwisseling van gevangenen blijkt dat Pallache weinig vorderingen maakt.
De heren van Rotterdam zal worden gevraagd een geschikt iemand bij Z.Exc. voor te dragen die dan op diens instructie namens de Grote Visserij wordt gestuurd om de zaak tot een goed einde te brengen. Tevens wordt Z.Exc. verzocht Pallache terug te roepen.

2 Het conceptantwoord voor Spierinck, opgesteld conform de resolutie van 4 juli, zal de maarschalk worden overhandigd. De tekst1 luidt als volgt:
De Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden hebben de namens de hertog van Palts-Neuburg door maarschalk Spierinck op grond van zijn credentie d.d. Neuburg 16 februari ingediende propositie onderzocht. Zij wordt beschouwd als een antwoord op de brief van HHM d.d. 25 nov. 1625 waarin zij schreven niet langer te kunnen afzien van hulp aan de keurvorst van Brandenburg bij de executie van de contributies en van diens helft in de domeinen in Gulik [Jülich] en Berg. De gezant heeft hier uiteengezet dat de keurvorst van Brandenburg geen aanspraak kan maken op de executie omdat hij al veel meer uit Gulik en Berg heeft ontvangen dan de hertog. HHM wegen het slepende karakter van deze affaire af tegen hun wens beide vorsten in onderlinge vriendschap en samenwerking bijeen te houden. Daarom hebben zij besloten hun voorstel van 25 nov. 1625 te herhalen en de vorst van Neuburg te verzoeken binnen drie maanden gevolmachtigden hiernaartoe te sturen om de zaak met gedeputeerden van de keurvorst af te handelen.
Tevens zal de regering van de Brandenburgse keurvorst, onder opsturing van zowel dit antwoord als de propositie van Spierinck, worden verzocht afgevaardigden te sturen dan wel bij de keurvorst te bewerken dat dit gebeurt. Ook deze deputatie zou met volkomen last de zaak tot een akkoord moeten brengen.

3 Van Joachimi zijn twee brieven ontvangen, één van 26 juni (met een postscriptum van 27 juni) en één van juli. De brieven bevatten diverse punten waarover een besluit genomen moet worden.
Carleton overhandigt ter vergadering een brief van Z.M. d.d 13 juni onder mededeling van diverse punten die ook door Joachimi zijn genoemd. Carleton is verzocht deze punten op schrift te stellen.
De gedeputeerden van Holland hebben gevraagd de brieven en stukken voor nader onderzoek tot zich te mogen nemen. Hun is verzocht de punten waarover een besluit genomen moet worden eruit te lichten.

4 Ten vervolge op het gisteren besproken advies van de RvS over de verzoeken van de steden Gorinchem en Heusden besluiten HHM de dorpen toe te staan hun benodigdheden daar te halen waar het hun het beste uitkomt, maar wel op een vastgestelde maandelijkse lijst. De licentmeesters zullen de gehaalde waren op de lijst aantekenen en zodra deze vol is, zal door HHM een nieuwe worden verstrekt. Het bier kan gedurende zes weken zonder lijst worden gehaald, op voorwaarde dat de tonnen door de cherchers worden gepeild, ter voorkoming van fraude.

5 Ten vervolge op het op 2 juli besproken advies van de RvS is de Brabantse boeren toegestaan hooi te halen uit het Land van Altena, Heusden en de heerlijkheden Oijen en Dieden tegen betaling van Bosch' licent en onder waarborg dat het hooi niet elders terechtkomt.
Van Famars is een brief d.d. Heusden 6 juli ontvangen waarin hij vraagt om een besluit inzake het hooi, de levensmiddelen en het bier.
Gezien het net genomen besluit laten HHM het erbij.

6 Colster, raad ter Admiraliteit te Rotterdam, meldt ter vergadering dat het College, conform de resolutie van 4 juli, zich heeft geïnformeerd over de door Juinbol en Tas opgebrachte schepen. De Admiraliteit heeft niet anders dan kunnen vaststellen dat de schepen afkomstig waren uit Málaga, met bestemming Hamburg.
De Admiraliteit is gemachtigd in deze zaak naar eigen inzicht te handelen.
Colster vraagt eveneens om een besluit inzake Martin Govan.
Hij krijgt een kopie van de brief die hierover 26 juni aan de Admiraliteit is geschreven.
Colster stelt ook voor de vijandelijke schepen die zich in het Scheurtje [Kanaal van Mardijck] bij Duinkerke bevinden aan te vallen.
Hierover zal hij met Z.Exc. spreken.

7 Vosbergen is teruggekeerd uit Rotterdam en bericht dat de Admiraliteit aldaar al haar schepen naar de kust van Vlaanderen heeft gestuurd. Alleen kapitein Bagin is met de extraordinaris ambassadeur van Venetië naar Engeland vertrokken, met de last daarna onmiddellijk terug te keren naar de kust van Vlaanderen. Kapitein Holt ligt gereed voor Brielle om met de eerste gunstige wind uit te varen. Kapitein Teersgat is met zijn schip op een zandbank gelopen waardoor het gehavend is. Het kan waarschijnlijk binnen vier weken weer gerepareerd zijn. Drie gereedliggende schepen bestemd voor de tweede Engelse vloot, één in Rotterdam en twee bij Texel, zijn aangeschreven zich naar te kust te begeven. Van de schepen bestemd voor de visserij zijn op 1 juli vanuit Amsterdam drie, en op 5 juli vanuit Enkhuizen twee naar Texel gevaren, deels met een betere bemanning. Zij zullen zich nu wel in volle zee bevinden.
Vosbergen wordt bedankt voor zijn verslag.

8 Dr. Wilhelmus Witfelt compareert, overhandigt zijn credentie van het stadsbestuur van Emden d.d. 20 juni en brengt naar voren dat de magistraat hem vooruit heeft gezonden om de beslechting alhier van de geschillen tussen de stad en de graaf van Oost-Friesland in de gaten te houden. HHM hadden beide partijen 1 juli als datum aangegeven. Hij verzoekt kopie van eventueel namens de graaf of stenden van Oost-Friesland verstrekte stukken.
HHM antwoorden van beide partijen tot nu toe niets te hebben vernomen en dat Witfelt zal worden gehoord als hij iets te melden heeft.

9 De Amsterdamse Admiraliteit schrijft d.d. 7 juli en zendt twee originele brieven mee van respectievelijk de magistraat en de commandant van Doesburg. Zij vragen om een wachtschip in het kanaal bij de stad.
Dit verzoek gaat naar de RvS voor advies, na voorafgaand overleg met Z.Exc.

10 In een brief d.d. 23 juni vragen de Kleefse raden om uitstel en overleg in de zaak van Claes Meinerts en de munt te Huissen.
HHM blijven bij de resolutie van 3 juli.

1 Geïnsereerd in S.G. 3185.