18
Noortwyck en
Vosbergen hebben in
aanwezigheid van
de ter vergadering ontboden
RvS
gerapporteerd
dat de
Franse ambassadeur en de
heer
De
la
Follaine het op 8 sept. vastgestelde schrijven van HHM
niet
accepteren. De zaak wordt in
Frankrijk zo hoog
opgenomen dat, in het geval genoegdoening uitblijft, D'Espesses
wel
eens de laatste ambassadeur van Frankrijk in de Republiek zou
kunnen
zijn. Men hoeft dan ook geen geld meer uit dat land te
verwachten. Gezien het feit dat het gepasseerde rond de koetsier
zich
in het openbaar heeft afgespeeld, is het inwinnen van nadere
inlichtingen volgens D'Espesses volstrekt overbodig. Ook
Z.Exc.
zou hem dat hebben gezegd. Een proces is niet wat beide heren
verlangen,
maar
wel moet nadrukkelijk recht worden gedaan. Bovendien heeft
Z.M.
verzocht zelf te mogen oordelen over zijn onderdanen en over
een
delict tegen zijn persoon begaan. Daartoe is nog het voorbeeld van
een
op verzoek van de
Engelse koning
naar
Engeland opgezonden kapitein aangehaald.
Met advies van de RvS wordt vastgesteld dat het opzenden van de kapiteins de soevereiniteit van dit land aantast. HHM blijven dus bij het in de eerdergenoemde brief gegeven antwoord. Als de heer De la Follaine zijn weigering dit antwoord te accepteren volhoudt, zal de brief naar
Languerack gaan teneinde haar aan Z.M. aan te bieden. Aan de
gedeputeerden te velde zal worden geschreven door de
fiscaal
inlichtingen te laten inwinnen en de Fransen te doen horen over
hetgeen
hun ten laste wordt gelegd. Met Z.Exc. moeten zij overleggen of dat
verhoor in hun aanwezigheid dient plaats te vinden of juist niet.
Mocht
hieruit naar voren komen dat de kapiteins ontslag verdienen, dan
moeten
zij over de te volgen procedure met Z.Exc. overleggen en HHM
daarvan op
de hoogte stellen opdat die naar behoren kunnen besluiten.