18/09/1626, 12

 
English | Nederlands

12 HHM hebben het advies d.d. 16 sept. van de Generaliteitsmuntkamer over de Kamper schellingen en de Zwolse goudgulden van 28 st. gelezen. Het advies zal Kampen en Zwolle worden toegestuurd met de ernstige vermaning de stempels [van de munten in kwestie] in te trekken opdat men niet gedwongen wordt hun munten te verbieden. Beide munthuizen ontvangen jaarlijks 2.000 gld. voor het niet meer slaan van de goudguldens en schellingen. Die bedragen zal men op de steden verhalen indien men het advies niet ter harte neemt.
Aelberts en Ter Cuilen hebben vervolgens verklaard dat zij zich kunnen vinden in het opsturen het advies van Adriaen Claessen Muijt aan de magistraten van Kampen en Zwolle, ook al hebben HHM geen zeggenschap over de rijksmunten van de drie1 steden in Overijssel en behoeven die steden zich in dezen niet tegenover HHM te verantwoorden. Duidelijk zou moeten zijn dat HHM de drie steden handhaven in hun privileges en rechten inzake de munt - die zij zich immers uitdrukkelijk hebben voorbehouden bij de toetreding tot de Unie - en dat HHM erop vertrouwen dat zij zich niet tegen de Unie keren, maar haar helpen handhaven. Overigens verklaart Ter Cuilen namens de magistraat van Zwolle dat de stad geen 2.000 gld. heeft ontvangen in de jaren dat de munt toch is geslagen. In de laatste liquidatie van Overijssel met de Generaliteit is dit bedrag voor de jaren 1621, 1622 en 1623 geschrapt.

1 Behalve in Kampen en Zwolle bevond zich een derde munt te Deventer .