23 - 09 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Brouchoven is teruggekeerd uit het leger en overhandigt zijn brief van
credentie van
Z.Exc. d.d.
Millingen 19 september. Na de
terugkomst van
Essen en
Schaffer
heeft Z.Exc. niet alleen met graaf
Ernst en de
gedeputeerden te velde, maar ook met de belangrijkste officieren
gesproken over de vraag of niet iets wezenlijks tegen
Groenlo of
Lingen
ondernomen zou kunnen worden. Na rijp beraad is men tot de
conclusie
gekomen dat dit niet raadzaam is omdat het leger niet van succes
verzekerd kan zijn. Graaf Hendrik van den
Bergh
beschikt over tien- à twaalfduizend man voetvolk en heeft meer dan
zestig ruitercompagnieën. Hij zal het leger tegemoet willen komen
en
dat dwingen tot een riskante veldslag of tot een complete
verschansing, inclusief cavalerie. In het laatste geval zal men
de
graaf moeten opwachten en worden er problemen verwacht met onder
meer
de aanvoer van levensmiddelen. Men loopt het risico te moeten
besluiten tot een
beschamende
aftocht. Indien HHM desalniettemin een aanval
op
Groenlo of Lingen wensen, zal het leger met
opgewekt en bereid gemoed
derwaarts marcheren.
HHM houden de zaak in beraad.
2
Fiscaal
Slachmulder en
Gerardt van Berckel
compareren en doen
verslag van de onderhandelingen met
Kesseler te
Middelburg in Vlaanderen. De commissie van
Kesseler
bleek te zijn beperkt tot besprekingen over rantsoen. Nadat
zij
zich daarover hadden bezwaard, verklaarde Kesseler een andere
commissie
te zullen doen uitbrengen en dus over de uitwisseling van gevangen
te
kunnen onderhandelen. In de daarop volgende besprekingen heeft
Kesseler
volgehouden dat die uitwisseling draait om de vrijlating van de
gouverneur en de jezuïeten uit
Bahia de
Todos os Santos en dat
Pallache dit uit
naam van HHM en Z.Exc. ook zo bij de
Infanta
heeft
overgebracht. Hij zal zich echter inspannen voor de vrijlating van
Grenu als
daartegenover de vrijlating
staat van de te
Nijmegen gevangengehouden kolonel
Tidorp en de onlangs op
de
Maas
gevangengenomen en te
Vlissingen vastzittende
jezuïeten. Daarop hebben Slachmulder en Van Berckel een
onderbreking
van tien dagen genomen. Kesseler heeft overigens ook laten weten
dat
de gevangenschap [van de gijzelaars] in
Spanje
een
zaak van lange adem zal zijn en dat desalniettemin de
onderhandelingen
over de zich hier bevindende gevangenen kunnen voortgaan.
Met een besluit wordt nog gewacht.
3
Languerack schrijft d.d. 11 september.
Vereist geen resolutie.
4
Pallache is binnengekomen en heeft verteld wat hij inzake de
uitwiseling van de gevangenen heeft verricht. Hij beklaagt zich
over
Slachmulder en
Berckel die
hem
niet tot de conferentie hebben toegelaten.
5
Van
Joachimi zijn twee brieven d.d. 11 en 18 aug. ontvangen waarover
nader zal worden besloten.
6
Van de
vorst van Neuburg is een brief d.d. Neuburg 26 aug. ontvangen waarin hij
antwoordt op de resolutie van HHM d.d. 8 juli over de propositie
van
Spierinck. Hij heeft enkele
brieven gewisseld
met
de
Deense koning inzake het in
1624
met
Schwarzenberg gesloten akkoord en
veronderstelt
dat
die aanleiding zullen vormen tot een afhandeling van de zaak. Wel
heeft
hij bepaald dat ten behoeve van de voorgestelde liquidatie
afdoende
informatie vergaard moet worden. Daartoe is echter meer tijd nodig
dan
HHM in hun resolutie hebben gesteld.
HHM zullen antwoorden dat zij de termijn tot 8 jan. 1627 verlengen en zullen ook de
keurvorst van Brandenburg hiervan door middel van een afschrift bericht doen.
7
Schagen,
Boetzler en
Alberts
doen verslag van hun bespreking met dr.
Heimbach.
Hij vraagt een besluit op de op 8 sept. ontvangen brief van de
keurvorst van Brandenburg inzake
de munt te
Huissen. Ook verzoekt hij de aanvoer van
levensmiddelen toe te staan aan de dorpen in het Land van
Kleef, aan
Zevenaar,
Isselburg en
Lünen. Lünen zou
ook
munitie
moeten krijgen. Tevens vraagt hij bouwmaterialen voor het
herstel
van het huis te
Kleef.
Inzake de munt te Huissen zullen HHM antwoorden op de drie specifieke punten die de keurvorst aan de orde heeft gesteld: ten eerste, dat
Claes Meinerts niet kan worden uitgeleverd omdat hij in de gevangenis te
Deventer is gestorven; ten tweede,dat
degenen die de te bewijzen schade hebben toegebracht aan de munt te
Huissen tot
vergoeding zullen worden verplicht; ten derde, dat HHM of hun
onderdanen
niet de bedoeling hebben de rechten van de keurvorst aan te
tasten.
Tot slot verzoeken zij de keurvorst degenen die zijn naam, titel
en
wapen op munten afbeelden en die een derde tot de helft van minder
dan
het
vereiste allooi zijn, passend te bestraffen.
8
Mibassen compareert en brengt diverse punten naar voren.
Hij dient ze op schrift gesteld in te leveren.
9
De akte voor kapitein
Erentreiter is conform de instructie voor de deputatie naar
Oost-Friesland opgesteld en goedgekeurd.