06 - 10 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De concepten van de aan
Z.Exc., de
Gedeputeerde Staten van
Utrecht
en graaf
Willem van Nassau te
schrijven brieven
inzake het vrijkomende ritmeesterschap van de compagnie van wijlen
hertog
Christian van Brunswijk
zijn gelezen en
goedgekeurd.
2
Gerapporteerd wordt dat de vorderingen van
Mibassen te maken hebben met misnoegen over de bejegening van zijn
persoon in
Calais. Voorts slaan zij op de betaling
van
een jaar traktement en de vergoeding van 355 gld. 9 st. die hij
heeft
uitgekeerd voor het onderhoud van enkele aan de vijand ontkomen
matrozen.
Ook vraagt hij vanwege twee paarden die hem zijn afgenomen toen
hij
voor prins
Maurits naar
Mansfeld
is gegaan een vergoeding van 180 gld. Dan heeft hij nog 200 gld.
uitstaan bij kapitein
Villetard.
Languerack zal worden geschreven te bewerken dat Mibassen in zijn werk
niet wordt gehinderd. De RvS zal ordonnantie verlenen van de
genoemde
bedragen met uitzondering van de aan Villetard geleende 200 gld.
Die
moet de agent op de kapitein verhalen. De RvS zal met hem de
afrekening
doen en moet aangeven welke posten voor rekening van de
Admiraliteitscolleges komen. Mibassen mag alleen naar de Republiek
komen als hij toestemming van HHM heeft ontvangen. Hij dient het
verstrekken van voedsel aan gevluchte matrozen beperkt te houden.
3
De
RvS
compareert en voert aan dat uit het rekest van
Jan van den Kerckhoff de voortdurende uitholling van het plakkaat van retorsie
door kapiteins, soldaten en andere functionarissen blijkt. De Raad
raadt HHM aan, conform zijn op 3 okt. in deze
vergadering besproken advies, de licenten weer open te stellen.
Rantwyck,
Vosbergen,
Rode,
Liclama en
Alberts zullen
tezamen
met de gedeputeerden van
Holland en twee raden van
State de kwestie nader bestuderen en daarvan verslag doen.
4
Namens de matrozen van het schip Eendracht uit de vloot van
L'Eremite is aangedrongen op de betaling van hun gage.
De
Admiraliteit in het Noorderkwartier
zal worden geschreven van tijd tot tijd iets uit te keren terwijl men bezig is de provincies tot de opbrengst van een subsidie over te halen.
5
Het verzoek van
Gerrit Robrechtsen twaalf last koolzaad
naar
Zevenbergen te mogen brengen om er olie van
te persen, is
afgewezen.
6
Jan Claessen van Dorp verzoekt octrooi voor het boek Tyt
Tresour van dr.
Merula.1
Hij dient eerst het boek voor inspectie in te leveren.
7
Het verzoek van
Zacherias de Wit een traktement te mogen ontvangen is opnieuw afgewezen.
Het verzoek om financiële ondersteuning van
Fennetgen Arens is eveneens afgewezen.
8
Goswinus Meurskens verzoekt de nu drie maanden achterstallige betaling van de
regimenten
Bouillon en
Candale
te
regelen.
Zijn verzoek gaat met dat van ritmeester
Haultepenne, die vier maanden tegoed heeft, naar de RvS voor een
beslissing.
9
Jonker
Hendrick van Nassau verzoekt HHM een tijdstip van betalen te doen verordenen
zodra de
fiscaal
de
gerechtelijke
kennisgeving aan
Z.Exc. heeft
gegeven.
HHM willen eerst het verslag van de fiscaal vernemen.
10
Johanne Lamotius, predikant te 's-Gravenhage, wordt beloond met 60 gld. voor
het aan hen opgedragen en door hem uit Engels vertaalde
Tractaat van bekeringe2 en ook voor andere
vertalingen
ten dienste van het land.
11
Van zowel
Z.Exc. als de gedeputeerden te velde is een brief d.d. 3 okt.
ontvangen waarin zij berichten dat de vijand het ruiterkwartier is
binnengevallen en vier kornetten heeft overmeesterd.
Behoeft geen besluit.
12
Commandeur
Dorp verzoekt d.d. de Braeck 29 sept. de schepen
die uit kruisen zijn gestuurd weer naar de kust terug te laten
keren.
Omdat de heer van de
Lecq zelf naar de kust gaat, wordt hierop geen besluit
genomen.
13
Het conform de resolutie van gisteren opgestelde ontwerp van de brief aan de
graaf van Oost-Friesland is gelezen en goedgekeurd.
Nu HHM de bezending naar
Oost-Friesland niet opschorten, verzoekt
Amama in een
memorie van zijn hand de graaf volgens de Oost-Friese verdragen te
handhaven. Nadat HHM de vorderingen van de graaf met de akkoorden
en
de hem toekomende soevereine rechten hebben vergeleken en
constateren
dat
die juist zijn, zouden zij de stad
Emden dienen
te
dwingen Rudolf Christian niet uitsluitend verbaal, maar reëel
tegemoet te komen.
HHM zullen antwoorden dat de aanwezigheid van hun afgevaardigden ervoor zal zorgen dat de graaf in zijn rechten en privileges zal worden gehandhaafd.