30 - 10 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Sint Hillaire schrijft d.d. Nijmegen 27 okt. ter begeleiding van de naar
's-
Gravenhage gezonden
Anthoni de
Rougemont. Van het garnizoen van
Grave
is
een schrijven ontvangen ter begeleiding van
Nicolaes de
Varick.
Jan Valleren,
vaandrig van
kapitein
Braeckel, heeft deze
gevangenen
hiernaartoe
gebracht en verzoekt betaling van hun losgelden en van de reis- en
verblijfskosten van de soldaten. Ook verlangt hij de premie van 800
gld. voor het doodschieten van ingenieur
Jacob Janssen
van
Schiedam.
De RvS mag over deze punten beslissen tegen zo weinig mogelijk kosten voor het land. De Raad zal ook de gevangenen beoordelen op hetgeen zij aan rantsoen waard zijn.
2
Twee afgevaardigden van de
Amsterdamse Admiraliteit
compareren en verzoeken het geld te mogen ontvangen dat door de provincies is toegezegd. Alleen
Holland
heeft tot nu toe geld uitgekeerd.
HHM antwoorden dat de provincies alles in het werk stellen om de Admiraliteiten hun subsidies te doen toekomen. Het Amsterdamse College wordt aangespoord het traktement van
Haga te doen betalen en tevens te zorgen voor de proviandkosten
van de gevangen matrozen te
Duinkerke. De
afgevaardigden hebben toegezegd dit te zullen rapporteren.
3
De
ontvanger-generaal heeft verklaard nogmaals geld naar het leger te hebben
gestuurd, in twee porties: één van 60.000 gld. en één van
25.000
gld.
4
Conform het advies van de RvS wijzen HHM het op 15 okt. ingediende verzoek van
Boxmeer af als zijnde in strijd met het plakkaat van retorsie.
5
In zijn advies d.d. 28 okt. over het op 16 okt. ontvangen schrijven van de magistraat van
Heusden meent de RvS dat in de lijst van de huislieden van het
Land van Heusden de hoeveelheid zout gedurende de
slachttijd verhoogd zou kunnen worden en dat de toestemming om bier
van
het platteland van Heusden te halen nog enige tijd verlengd mag
worden.
Hun hop zouden de huislieden in overeenstemming met het plakkaat
ter
weerszijden mogen aanbieden.
Inzake het zout wordt een dubbele hoeveelheid gedurende deze slachttijd toegestaan en de toestemming voor het bier wordt met zes weken verlengd. Over de hop wordt nog niet besloten.
6
Tegen Bosch' licent en afdoende cautie mag
Jan Put twee merries en een koe naar zijn landerijen in
Prinsenland brengen.
7
Tegen betaling van 's lands rechten mag Sir
Thomas Liddale twee paarden en twee ruiterkurassen naar
Engeland brengen.
8
Culenborch en
Vosbergen rapporteren
dat ambassadeur
Thomassen naar aanleiding van het
verzoek van
La Louette in de kwestie
Chappelaines heeft verklaard het
billijk te
vinden
dat beide partijen een borg stellen. De uitspraak in de zaak van
Du Quesne dient volgens Thomassen
te worden
gehandhaafd, maar hij biedt wel aan in redelijkheid te willen
schikken.
HHM laten deze tevens op schrift gestelde reactie van de ambassadeur door Culenborch en Vosbergen meedelen aan de
ambassadeur van Frankrijk.
9
De ingezetenen van het graafschap
Megen verzoeken levensmiddelen uit de Republiek te mogen halen.
Het stadje
Helmond verzoekt wekelijks een kar tarwe uit
Venlo
te mogen halen.
De RvS dient te adviseren.
10
Willem Brasser en
Simon Adriaenssen van
Gronewegen c.s.
krijgen mandement van appèl met clausule van inhibitie en relief
van
een vonnis van de
Raad van
Vlaanderen
ten
gunste van de erfgenamen van
Maria de
Conincx.
111
De zaak van de betaling van de proviand voor de gevangenen te
Duinkerke en elders is hervat. Vastgesteld wordt dat het akkoord van de
uitwisseling uit naam van de Generaliteit is gesloten en dat die
dat
dus moet nakomen. Wel wordt het voorbehoud gemaakt dat de kosten
op
een passende manier kunnen worden verhaald.
Conform het voorstel d.d. 27 okt. van de
Grote Visserij
zullen de reders van de behouden buizen en haringschepen de proviandkosten van stuurlui en bootsgezellen voor hun rekening nemen. Waar het de gevangengenomen bemanning van verloren gegane schepen betreft zullen de steden de vrienden van de gevangenen ontbieden en naar vermogen laten bijdragen. In de gevallen waar geen vermogen of goederen beschikbaar zijn, zullen de steden de proviand vergoeden en die kosten via de consenten verhalen op de provincies waaruit de gevangenen afkomstig zijn. Als het buitenlandse gevangenen betreft zijn de kosten voor rekening van de Generaliteit. De provincies en de Generaliteit zullen op hun beurt de kosten trachten te verhalen op het losgeld dat sommige gevangenen al met de vijand hebben afgesproken, maar dat door het uitwisselingsakkoord niet betaald wordt.
Om dit alles goed te kunnen uitvoeren zullen degenen die de uitwisseling regelen de gevangenen, voordat zij uit
Sluis mogen vertrekken, stuk voor stuk vragen naar herkomst,
schip,
reders en door schipper of stuurman afgesproken losgeld.
Kesseler zal om een lijst van de
afgesproken
losgelden worden gevraagd teneinde de bedragen te kunnen omslaan
over
de minvermogenden. Deze regeling geldt voor de opvarenden van
buizen,
haring- en koopvaardijschepen. De proviandkosten van de
minvermogende
matrozen op de oorlogsschepen zullen worden gedragen door de
Admiraliteitscolleges.