30/01/1627

 
English | Nederlands

30 - 01 - 1627

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Jan van Wouwere, raad van financiën en oorlog van de Spaanse koning, verzoekt paspoort voor zichzelf, zijn zoon Francois van Wouwere en twee bedienden om zich op het platteland te mogen begeven.
HHM vragen advies van de RvS.

2 Commissaris Carl van Cracou wordt, na zijn nadere verzoek, wegens zijn goede diensten een jaarlijks traktement van 1.200 gld. en 300 gld. huishuur gegeven.

3 De heer van Stavenisse en Gruis doen rapport over het meningsverschil tussen commissaris-generaal Halewijn en controleur Lintzenich. Lintzenich beweert dat hij zich moet bezighouden met het aannemen en afdanken van schepen en de controle daarop. Volgens Halewijn is dit niet wat HHM voor ogen heeft gestaan. Aangezien de instructie van Lintzenich tamelijk duister is, verzoekt de RvS die te verduidelijken.
HHM willen dat wel doen, maar vragen eerst nader advies van de RvS.

4 Gerapporteerd wordt dat Z.Exc. inzake de memorie van de graaf van Oost-Friesland meent dat men de graaf zou moeten voorstellen van de Infanta een akte te verkrijgen waarin zij belooft haar troepen niet naar het platteland van Oost-Friesland te brengen. In dat geval zouden HHM een soortgelijke akte verlenen. Intussen zou met de graaf onderhandeld moeten worden over de bezetting.
HHM volgen dit advies.

5 Gemeld wordt dat Soranzo probeert de parels terug te krijgen die door staatse ruiters in het Land van Namen zijn veroverd.
HHM verzoeken de gecommitteerden in deze kwestie dit te onderzoeken en tot een onderling vergelijk te komen.

6 Kolonel Grenu verzoekt vergoeding van de kosten van zijn gevangenschap.
HHM vragen de RvS om advies.

7 HHM lezen het verzoek van Cornelia Nicolai, enig dochter van de voormalige raad ter Admiraliteit te Rotterdam mr. Cornelis Nicolay. Met behulp van haar voogden van moederskant, mr. Herman Hallingh en Johan Bordels, verzoekt zij vermindering en uitstel van betaling van de geldboete waartoe haar vader is veroordeeld. Daarnaast vraagt zij de verbanning voor drie jaar om te zetten in een verblijf in beslotenheid in Beijerland.
HHM wijzen de vermindering af maar als zij binnen drie maanden 8.000 gld. contant betaalt, mag zij het restant van de boete voldoen in gelijke porties over een periode van zes jaar. Voorwaarde is wel dat naar tevredenheid van de fiscaal en ontvanger borg wordt gesteld. Zodra dat is gebeurd, kan de verbanning worden omgezet in opsluiting in Beijerland .

8 Net als in voorgaande jaren zal opdracht worden gegeven elke ordinaris bode 10 gld. te betalen.

9 De extraordinaris bode Jan Cornelissen is op zijn verzoek vanwege ziekte 30 gld. toegekend.

10 Z.Exc. suggereert op de op 28 jan. ontvangen brief van de Deense koning te antwoorden dat HHM geen bezwaar hebben tegen het in dienst nemen van Haetzfelt. Over Hamburg zou niet gerept moeten worden.
HHM gaan hiermee akkoord.

11 Wilhelmus Douglas klaagt dat hij geen goede werkmeesters kan vinden en vraagt om een onderzoek.
Het rekest gaat naar de RvS die de in deze kwestie ingevoerde officieren moet gaan horen om vervolgens te beslissen.

12 De gecommitteerden van Overijssel berichten over een aan hen gerichte brief van de magistraat van Deventer. De magistraat vreest dat de sluiting van de licenten leidt tot verplaatsing van de handel naar de Wezer.
De heren van Holland en Zeeland hebben om een kopie gevraagd.

13 Gedeputeerde Staten van Utrecht antwoorden d.d. 08/18 jan. op de brief van HHM van 25 jan. dat zij de helft van de legerlasten hebben betaald. De andere helft wordt ingehouden om daarmee de Utrechtse wagens te betalen zodra zij van de wagenmeester-generaal een afrekening hebben gekregen.
De brief gaat naar de RvS, opdat de afrekening wordt opgesteld.

14 1 Naar aanleiding van de hervatte besognes met de gedeputeerden van de Admiraliteiten is geconcludeerd dat hun achterstallen 6.431.310 gld. bedragen. Hiervan staat 2.508.015 gld. uit tegen rente en de resterende 3.923.295 gld. betreft lopende schulden. Na beraad over de wijze deze bedragen betaald en afgelost kunnen worden en hoe men verdere tekorten kan voorkomen, is als volgt besloten.
De tegen rente uitstaande bedragen zullen worden aangehouden totdat zij bij nadere gelegenheid afgelost kunnen worden. Voor de aflossing van de lopende schulden zal ontvanger-generaal Doublet een overzicht opstellen van de defecten van de provincies aangaande de voor de zeeoorlog verzochte subsidies van 1622 tot heden. Door middel van brieven en door de gedeputeerden ter vergadering zullen de provincies ernstig worden gemaand de defecten prompt op te brengen en te betalen. De gedeputeerden is tevens verzocht hiertoe iemand uit hun midden naar de provincie te sturen. Die van Gelderland, Utrecht en Friesland zeggen dit toe; de overige heren gedeputeerden achten een schriftelijke aanmaning voldoende.
Betaling van de defecten zal samen met het uit Frankrijk verwachte geld vanwege de schepen die onder luitenant-admiraal De Haultain hebben gediend, zorgen voor de aflossing van een flink deel van het tekort. Er zou dan nog ongeveer 1.400.000 gld. onbetaald blijven. Om dit op te brengen zal de RvS dit bedrag in de petitie voor 1628 over de provincies verdelen, zodat zij hierop kunnen worden aangeslagen in termijnen die de Raad redelijk acht.
De Admiraliteiten in Rotterdam en Zeeland concluderen dringend geld nodig te hebben om hun zaken goed te kunnen regelen. Van de 90.000 gld. die Rotterdam wil, is reeds voor 40.000 gld. een geldlening opgedragen. Een besluit over de 190.000 gld. die Zeeland wil, wordt echter uitgesteld omdat Doublet verklaart hiervoor geen geld te kunnen lenen.
Aangaande het tweede punt - op welke wijze geregeld kan worden dat in de toekomst de Admiraliteiten van grotere tekorten verschoond blijven en hun zaken goed kunnen regelen - is het volgende besloten. Na opstelling van hun balans blijkt uit de inkomsten en uitgaven dat zij jaarlijks ongeveer 1.700.000 gld. tekortkomen. Door hervatting van de handel verwacht men 700.000 gld. aan licenten te kunnen innen. Hierdoor blijft nog 1.000.000 gld. over.
De Raad zal bij zijn propositie voor de jaarlijkse financiering van de zeeoorlog 1.000.000 gld. inbrengen, of zoveel als het tekort telkens beloopt. Tevens zullen de voorstellen van de generaals en de pachters van de konvooien en licenten, gericht op vergroting van de opbrengsten van dit middel, worden bestudeerd.
De grote equipages die de afgelopen tijd zijn gedaan voor de vloot van L'Eremite, die van De Haultain en voor de schepen in de Engelse vloot, zijn de voornaamste oorzaak geweest van de tekorten van de Admiraliteiten. Om voortaan niet op eenzelfde wijze in schulden te geraken, zullen er geen extraordinaris equipages meer worden ondernomen tenzij tegelijk ook de petitie voor de kosten wordt opgesteld.
Onder het mom van gebrekkige betaling wordt de dienst van het land soms verwaarloosd. Er is een voorstel gedaan dat de betaling van de dertig schepen, vijf jachten en vijf fregatten voor de blokkade van de kust van Vlaanderen regelt uit het bedrag van 1.000.000 gld. dat de provincies voor de zeeoorlog zouden moeten opbrengen. In overweging wordt gegeven of het ter aanmoediging van het zeevarend volk en ter verzekering van de naleving van de maatregelen op zee, niet beter zou zijn de 1.000.000 gld. exclusief hiervoor te bestemmen.
Bij de provincies zal worden beijverd dat zij het subsidie elk kwartaal aan Doublet betalen, die op zijn beurt het geld aan de Admiraliteiten uitkeert. Dit geld zouden de Colleges slechts tot betaling van de schepen op de Vlaamse kust mogen uitgeven. De provincies dienen hierover binnen zes weken een verklaring op te sturen.

152 De gecommitteerden van HHM zijn in bespreking geweest met de gedeputeerden van de Admiraliteiten in Rotterdam , Amsterdam , het Noorderkwartier en Zeeland over de bezetting van de kust van Vlaanderen en de zeebewaking voor 1627. Zij hebben verslag gedaan van dit beraad en van de overwegingen van de luitenant-admiraal van Holland en de gedeputeerden over de resolutie van 6 feb. 1626.
Na resumptie van die resolutie en kennisname van het advies van Z.Exc. wordt besloten dat de vier Admiraliteiten tegen de maand april dertig goed uitgeruste oorlogsschepen van honderdtwintig tot honderdvijftig last in zee gebracht zullen hebben. Elk schip zal met circa twintig kanonnen bewapend moeten zijn, waarvan zes of zeven van metaal. Deze dienen minimaal twaalf, de ijzeren acht pond te kunnen afvuren. Voor het gebruik moeten bekwame en ervaren konstabels worden aangesteld.
Elk schip moet bemand zijn met minstens vijfentachtig koppen. Verder moeten op kosten van het land per schip twintig soldaten, te weten musketiers, worden aangesteld. Om de overige bemanning ook te bekwamen in de oorlogvoering zal die door de kapiteins geoefend worden in het gebruik van vuurroers en musketten.
Naast de dertig oorlogsschepen zullen vijf jachten en vijf fregatten worden uitgereed. De jachten van circa zestig last worden elk bemand met vijftig koppen, ammunitie naar rato en acht gotelingen. De fregatten zullen minstens vijftig koppen tellen en bewapend worden met zes metalen kanonnen die elk zes pond ijzer kunnen afvuren. De verdeling over de Admiraliteiten is als volgt: Rotterdam zes schepen, één jacht en één fregat; Amsterdam twaalf schepen, twee jachten en twee fregatten; Zeeland zes schepen, één jacht en één fregat; Noorderkwartier zes schepen, één jacht en één fregat.
Om de zeeoorlog weer krachtdadig te kunnen voeren moeten de schepen, soldaten en matrozen goed worden geleid door bekwame kapiteins. Daarom zullen de kapiteins voortaan in hun dienst worden gecontinueerd zolang zij zich goed gedragen. Dit dient door alle Colleges te worden uitgevoerd. Voor openvallende plaatsen mogen slechts bekwame zeelieden met ten minste vier of vijf jaar ervaring worden voorgedragen. De Admiraliteiten houden hun kapiteins aan zolang de schepen in de strijd kunen worden ingezet. De overige officieren dienen eveneens ervaren personen te zijn.
De kapiteins zijn verplicht hun schepen voor vier maanden te bevoorraden. De Admiraliteiten moeten hierop toezien en de tekortschietende kapiteins passend straffen. Aangezien er onregelmatigheden zijn geweest bij het schoonmaken en bevoorraden in zowel het Goereese Gat als op de Maas waardoor veel tijd verloren ging en de kustverdediging in gevaar is gebracht, moeten de kapiteins voortaan hun proviand in Vlissingen opslaan. Hiertoe zullen pakhuizen worden gehuurd. Wanneer de schepen dan in Vlissingen worden schoongemaakt, kunnen zij tevens proviand inslaan. De respectieve Admiraliteiten zullen met dit doel magazijnen in Vlissingen inrichten waarin scheepsbehoeften als ankers, kabels en trossen liggen opgeslagen. Tevens zullen daar commissarissen worden aangesteld met kennis van zaken aangaande de equipage.
De kapiteins zullen de orders van het land en van de admiraal of commandeur altijd opvolgen en de vloot niet zonder toestemming verlaten. Voor de commandeur over de dertig oorlogsschepen, vijf jachten en vijf fregatten zal een ter zake doende instructie worden opgesteld.
Kapiteins die om welke reden dan ook een haven in dit land moeten aandoen, zullen van de equipagemeester of commissaris van de monstering en van de plaatselijke magistraat een attestatie dienen te krijgen. Hierin zal de dag van aankomst, de reden voor het inlopen en de datum van het vertrek moeten worden genoteerd. Deze attestatie moet de Admiraliteit waaronder de kapitein valt en de commandeur van de vloot worden toegezonden. De Colleges moeten erop toezien dat een schip niet te lang en zonder geldige reden in een van hun havens ligt. De kapiteins dienen de orders van het betreffende College na te komen en wanneer een van hen na een eerste of volgende vermaning nalatig blijft, volgt ontslag. Dit dient de Admiraliteit dat de kapitein in dienst heeft en HHM te worden bericht. Het ontslag zal dan worden beschouwd als door HHM of die Admiraliteit zelf gegeven.
Veel matrozen, sommige vanwege de slechte betaling en anderen met een maand handgeld op zak, gaan er eenmaal aan land gekomen vandoor. Groot verloop onder het zeevarend volk is het gevolg. Om de matrozen weer te laten dienst nemen zal een generaal pardon voor de weglopers worden afgekondigd.3 De artikelbrief zal echter in geval van nieuwe overtredingen onveranderd geldig blijven.
Instructie voor de commandeur op de kust van Vlaanderen:
I Hij zal volkomen autoriteit hebben over de vloot. Bij overtredingen van kapiteins waarop een lijfstraf staat, zal hij een krijgsraad van tenminste zeven kapiteins bijeenroepen. Bij andere overtredingen mag hij naar bevind van zaken handelen.
II De commandeur zal verantwoordelijkheid dragen voor het hem toevertrouwde aantal schepen en dient HHM en Z.Exc. op de hoogte te houden van de samenstelling van de vloot.
III De schepen dienen de kust van Vlaanderen te bewaken. Verder dient er te worden gekruist tussen de Hoofden [Nauw van Calais], Het Kanaal, de Noordzee en de Bocht [Golf van Biskaje], al naar gelang de situatie vereist. Tenzij op uitdrukkelijk verzoek van HHM of Z.Exc. mag er geen konvooi worden verleend, noch is het toegestaan passagiers te vervoeren. Verder dient de vijand zoveel mogelijk schade te worden toegebracht en moet smokkel worden bestreden.
IV De commandeur dient elke acht dagen een journaal aan HHM en Z.Exc. op te sturen zonder echter hiervoor een schip of jacht te vorderen - tenzij in noodgevallen. Hierin zal alles staan wat te doen gebruikelijk is: vaarorders, stationering, taakvolbrenging, grootte van de schepen, staat van de bemanning, hun gedrag en voeding, en de aanwezigheid van bewapening op de schepen volgens de opgegeven aantallen.
V De commandeur zal de kust met zijn schip pas mogen verlaten op een van tevoren bepaald tijdstip en niet voordat een ander ter plaatse is om het commando over te nemen, behalve met toestemming van HHM en Z.Exc. of om zeer belangrijke redenen waarvan hij meteen na aankomst melding moet maken aan HHM, Z.Exc. en de Admiraliteitscolleges.
VI Op hun beurt mogen de kapiteins de kust niet zonder schriftelijke toestemming van de commandeur verlaten. Indien zij hun schip laten schoonmaken of doen bevoorraden moeten zij zich weer zo snel mogelijk onder de vlag begeven. Kapiteins die om welke reden dan ook een haven in dit land moeten aandoen, zullen van de equipagemeester of monstercommissaris en van de plaatselijke magistraat een attestatie dienen te krijgen. Hierin zal de dag van aankomst, de reden voor het inlopen en de datum van het vertrek moeten worden genoteerd. Deze attestatie zal worden gestuurd aan het College waaronder zij dienen en aan de commandeur van de vloot. De Admiraliteit waaronder de haven valt, dient erop toe te zien dat een schip daar niet te lang en zonder geldige reden ligt.
VII De kapiteins dienen de orders van het betreffende College na te komen en wanneer een van hen na een eerste of volgende vermaning nalatig blijft, wordt hij ontslagen. Het ontslag dient de Admiraliteit dat de kapitein in dienst heeft en HHM te worden bericht. Het ontslag zal dan worden beschouwd als door HHM of die Admiraliteit zelf gegeven.
VIII Indien een kapitein op last van HHM of Z.Exc. met brieven of passagiers naar Frankrijk wordt gestuurd, dient hij de commandeur in te lichten die dan besluit of de betreffende kapitein of in zijn plaats een ander de taak zal uitvoeren.
IX Zodra de commandeur of een van de kapiteins kanonschoten waarneemt, zal hij zich terstond naar die plek hebben te begeven om steun te verlenen.
X De kapiteins moeten aan boord van het eigen schip blijven en geen onnodige saluutschoten afvuren.
XI Eveneens zullen de kapiteins opdracht krijgen hun matrozen te oefenen in het gebruik van vuurroers en musketten, opdat per schip twintig van hen bekwame musketiers worden.
XII De commandeur moet net als de kapiteins onder ede beloven op de bemanning van veroverde Duinkerkers of ander vijandelijke schepen de voetspoeling toe te passen. Jongens, passagiers en anderen die tegen hun wil op de schepen te werk zijn gesteld zijn hiervan uitgezonderd. Van de vissers uit Duinkerke of andere havens op de kust van Vlaanderen moet eerst worden vastgesteld of zij koningsgezind zijn dan wel vrijbuiters die onze eigen vissers overboord zetten. Verder dient de commandeur tot voordeel van het land de vijand zoveel mogelijk schade toe te brengen.
XIII De instructie dient door iedereen die het betreft te worden nagekomen. Ook de Admiraliteiten zijn daartoe verplicht en mogen geen veranderingen aanbrengen of naar eigen inzicht bepalingen wel of niet uitvoeren. Voor de zekerheid zullen de gedeputeerden ter Staten-Generaal hun provincies aansporen ervoor te zorgen dat de gedeputeerden in de Admiraliteiten de bevelen van HHM en Z.Exc. onverkort opvolgen.
Van elk College zal een kopie van zijn artikelbrief worden gevraagd om hieruit één artikelbrief samen te stellen die door alle Admiraliteiten moet worden nagekomen.
Tevens zullen de diverse oorlogsschepen voortaan volgens één standaard dienen te worden gebouwd. Hiertoe zal de Admiraliteiten geschreven worden de grootte, lengte en diepte op te sturen van de schepen die gebruikt kunnen worden zowel in Het Kanaal als in de Bocht. Uit de verschillende afmetingen moet één standaard worden afgeleid. Eventueel moeten de equipagemeesters hierover worden geraadpleegd.
Men geeft in overweging de oorlogsschepen op de rivieren 's winters op te leggen en het scheepsvolk af te danken. Wellicht is het beter in hun plaats fregatten en sloepen te gebruiken.
Dit punt zal met Z.Exc. worden besproken door de gecommitteerden, van wie Lochteren Essen zal vervangen zodra deze is vertrokken.
De luitenant-admiraal van Holland en de aanwezige gedeputeerden van de Admiraliteiten hebben ook geadviseerd over de bescherming van de koopvaardijschepen die de Bocht bevaren.
Met een beslissing wordt gewacht totdat duidelijk is hoeveel geld de provincies voor de zeeoorlog ter beschikking zullen stellen.

1 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 3906.
2 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 52.
3 Het pardon is gedrukt: Groot placaet-boek II, kol. 315-316.