02 - 02 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
David van der Heul klaagt dat de
fiscaal en de
ontvanger van
de Admiraliteit van de Maze zijn borgtocht
en
obligatie niet accepteren.
HHM zullen de beide functionarissen om advies vragen.
2
Quade wordt op zijn verzoek inzage gegeven in het ontwerp dat
de
prins van
Transsylvanië toetreding verschaft tot de bestaande
alliantie
met
Engeland en
Denemarken.
3
De
Bewindhebbers van de WIC
verzoeken de schulden, inclusief rente, van in gebreke blijvende participanten te mogen innen. Dit is niet in overeenstemming met de resolutie van 27 nov. 1626, maar wel met de diverse besluiten die de Heren Negentien van tijd tot tijd hebben genomen. Ook vraagt de Compagnie goedkeuring van de uitspraak van de door
Holland
aangestelde bemiddelaars inzake de zoutvaart. Ten derde zouden HHM
de Compagnie moeten machtigen in de artikelbrief op te nemen dat zij mag
volstaan met een eenmalige betaling der restanten van overleden of
niet teruggekeerde matrozen en krijgsvolk. Degenen die later aanspraken willen doen moeten zich dan wenden tot hen die het geld hebben gekregen
of
aan de eventuele borgen.
Noortwyck en
Beaumont zullen de
stukken onderzoeken en verslag uitbrengen.
4
Rantwyck en
Antwerpen rapporteren
naar aanleiding
van de resolutie van 18 jan. over het meningsverschil
tussen de magistraat van
Enkhuizen en de
Bewindhebbers
van de
Kamer van de VOC
aldaar
vanwege de
nominatie van hoofdparticipanten. De magistraat
heeft
bezwaren tegen enkele van de genomineerden, waaronder
Hans
Sweerts, muntmeester van het Noorderkwartier. Hij heeft
nog
geen
drie jaar als bewindhebber van de
Kamer te
Hoorn
gefunctioneerd en mag dus volgens de
uitbreiding op
het
octrooi niet genomineerd worden.
HHM gelasten de Bewindhebbers in Enkhuizen een andere nominatie te doen.
Beaumont verklaart namens
Zeeland
dat die nominatie uit de huidige
hoofdparticipanten moet komen, onafhankelijk van hun
zittingsduur en niettegenstaande de resolutie van 2 dec. 1626
waarin de provincie niet heeft toegestemd.
5
In zijn memorie heeft
Carl van Cracou voorgesteld de schepen naar de
Sont te
voorzien van zes in
plaats van vier konvooiers. De
gedeputeerden van de Admiraliteiten menen met vijf te kunnen
volstaan:
drie van
Amsterdam
en twee van
het
Noorderkwartier
.
HHM volgen het advies van de Admiraliteiten.
Het voorstel van Cracou om de schepen die vanuit
Frankrijk met
zout of wijn geladen in admiraalschap naar het noorden
doorvaren, vanaf
Texel te laten konvooieren tot
voorbij het
Jutse Rif
is
goedgevonden.
Eveneens wordt besloten dat schippers die uit de Sont komen aan de konvooimeesters hun admiraalsbrief dienen te tonen, op straffe van de bepalingen zoals vermeld in artikel 44 van het plakkaat op de uitrusting van de koopvaardijschepen. De boete zal voor de helft voor de armen zijn. Van de andere helft ontvangen de fiscaal en de konvooimeester ieder een achtste deel en de aanbrenger een kwart. De konvooimeester zal geen paspoorten mogen verlenen alvorens de admiraalsbrief is afgegeven.
6
Aangevoerd wordt dat
Johannes Arnoldi Corvinus heeft gevraagd om een kopie van de akte van stilstand.
Is afgewezen.
7
De pachters van een kwart van de konvooien en licenten verzoeken om van de waren uit
Terceira het vijandelijk licent te mogen ontvangen. Zij klagen dat de
officieren van het land hiervoor hetzelfde ontvangen als voor
goederen uit neutrale streken.
HHM besluiten de Admiraliteiten te vragen wat tot nu toe de praktijk is geweest.
8
Naar aanleiding van de klachten van
Hendrick Hendrixen van Meppen tegen de magistraat van
Borken
zal nogmaals
met agent
Van der Veecken worden
gesproken, teneinde
genoegdoening voor de suppliant te bewerkstelligen.