08/03/1627

 
English | Nederlands

08 - 03 - 1627

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Konvooimeester Elias Schoock antwoordt op de apostille van HHM d.d. 21 okt. 1626 dat Molenaer zijn ossen uit het Land van Altena heeft moeten verdrijven en daarom vrijdom van licent verzoekt.
De RvS zal adviseren.

2 Op het rekest van Adriaen Repelaer, konvooimeester te Dordrecht, zijn de rekenmeesters Olphert Barents en Adriaen Pieters gehoord. Zij vinden het redelijk hem de 41.850 gld. die hij voor het land heeft geleend kwijt te schelden. De rente zou hem echter niet toekomen omdat hij vaker geld van het land onder zich heeft gehad. Wat zijn ordonnanties aangaat zou men de Admiraliteit moeten laten beslissen.
HHM gaan akkoord en sturen de stukken aan de Admiraliteit.

3 De ingelanden van de schorren bij Cadzand tegenover Sluis verzoeken Jacques van Loo te verbieden deze schorren te bedijken. Hij zegt hiervoor een akte van de RvS te hebben.
De magistraat van de vrijheid Arendonk in het kwartier Turnhout, verzoekt uit Maastricht materialen te mogen halen voor de bouw van een toren.
De magistraat van Alphen en Chaam verzoekt nogmaals levensmiddelen te mogen invoeren.
De schoenmakers uit Roosendaal verzoeken huiden te mogen halen.
De RvS wordt gevraagd op deze verzoeken te adviseren.

4 De baljuw van Middelburg, Pieter de la Palma, verzoekt een derde deel van de boete die Van der Heul is opgelegd.
Zijn verzoek wordt samen met een brief van de magistraat van Middelburg voor advies gegeven aan de gedelegeerde rechters.

5 De heer van Hemert antwoordt d.d. Zaltbommel 23 feb./5 maart op de brief van HHM d.d. 16/26 februari dat tot nu toe geen afspraken met de vijand zijn gemaakt over contributie. Wel hebben de jonkers uit de Tielerwaard met instemming van het gehele ambt en de hoge gerechten gesproken over de kansen van kapitein Pleuren. De ambtman zal zijn best doen de bevelen van HHM na te komen. Ook de ambtlieden van de Overbetuwe en de Nederbetuwe hebben geantwoord dat niemand afspraken heeft gemaakt. Zij verzoeken wel te worden voorzien van sloepen en een sterkere bezetting. In een schrijven d.d 3 maart namens de schout en andere officieren van Spijk wordt voorts gemeld dat zij door de jonkers van de Tielerwaard op 28 feb. zijn opgeroepen om te vernemen dat zij, nu de Tielerwaard weer onder contributie was gebracht, ook moesten bijdragen.
De brieven gaan met de eerdere stukken naar de RvS. Die moet adviseren hoe de contributie het best bestreden kan worden.

6 Uit al enige tijd geleden ontvangen brieven van zowel Languerack als Joachimi is gebleken dat de onenigheden tussen Frankrijk en Engeland toenemen. Hieruit kunnen slechts problemen ontstaan voor het gehele christendom en voor de Republiek in het bijzonder.
De ambassadeurs wordt geschreven door interventie bij de koningen en hun raden te bewerkstelligen dat de geschillen tussen de beide kronen, eventueel door tussenkomst van HHM, worden opgelost. Languerack en Joachimi dienen prompt over hun wedervaren te berichten om het vervolg te kunnen bepalen.

7 Op de aanschrijving van HHM d.d. 30 jan. hebben de gedeputeerden van Holland nu van hun principalen opdracht gekregen te consenteren in de 1.000.000 gld. voor de Admiraliteiten over het jaar 1627. Zij zullen elk kwartaal een kwart van de som aan ontvanger-generaal Doublet betalen, die het vervolgens uitkeert aan de Admiraliteiten. Het geld mag uitsluitend worden gebruikt voor de uitrusting van dertig oorlogsschepen, vijf jachten en vijf fregatten ten behoeve van de blokkade van de kust van Vlaanderen. Definitieve goedkeuring hangt echter af van de instemming van de overige provincies.
De gedeputeerden van Zeeland verklaren op welbehagen van hun principalen het consent te dragen en de gedeputeerden van Overijssel schikken zich naar Holland. De andere provincies verklaren nog in afwachting te zijn van de last van hun principalen, maar hebben geen twijfels over hun instemming.
Met een definitief besluit wordt nog gewacht.

8 In zijn remonstrantie verzoekt dr. Pynacker afhandeling van zijn rekening en lastgeving teneinde de heren van Emden te kunnen aanspreken op de betaling van 600 gld. die de vrijlating van hun gevangenen heeft gekost. Ten derde wil hij informatie invorderen en getuigen oproepen inzake frauduleus en zelfzuchtig optreden met betrekking tot Barbarije [Marokko].
Zijn declaratie zal in behandeling worden genomen en hem wordt toegestaan de heren van Emden te benaderen. Aangaande het derde punt moet hij eerst maar eens inleveren wat hij heeft, voordat nader kan worden besloten.

9 Resident Aissema waarschuwt d.d. Hamburg 10 feb. dat de Deense koning ontevreden is over de trage betaling van het maandelijks subsidie. Ook zouden Elias Trip en Paul de Wilm in Hamburg 40.000 rijksdaalder hebben liggen die zij tegen 1 st. per rijksdaalder willen uitkeren.
Trip en Wilm worden ontboden.

10 Voor jonkheer Rogier van Brouchoven, drost van Rumst, zal aan de Hoofdmannen van Groningen worden geschreven korte expeditie te verlenen tegen jonker Casper van Eussum.

11 Op verzoek van de Admiraliteit te Amsterdam d.d. 6 maart wordt geschreven aan de meier en magistraat van La Rochelle de borgen van kapitein Pieter Hermanssen van hun borgtocht te ontheffen. De kapitein had niet gearresteerd mogen worden. Hij heeft het schip van La Rochelle namelijk niet geënterd, maar veroverd nadat het al geënterd was. Toen hij ontdekte dat het een schip van La Rochelle was, heeft hij het laten gaan, waardoor hij niet voor de schade mag worden vervolgd.