07 - 07 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Burgemeester
Berckel levert ter vergadering het op 3 juli in
Roosendaal opnieuw gesloten contract1 in over de
uitwisseling
van sinds 10 okt. 1626 gemaakte gevangenen. Het bevat de volgende
punten:
Beide partijen hebben opnieuw ingestemd met een uitwisseling van gevangenen te water en te land. Namens de
Infanta is
Johan Kesseler
gecommitteerd en
vanwege HHM Geerardt van Berckel en
Joos
van der Hooge. Na diverse conferenties is op de volgende
voorwaarden besloten tot een algemene uitwisseling van gevangenen
binnen elkaars grondgebied.
De vrijlating geldt voor alle personen die tot op de dag van vandaag te water of te land zijn gevangengenomen, publiek of particulier binnen en buiten hun steden zijn opgepakt en voor wie geen andere afspraken zijn gemaakt. Dit ongeacht of zij nu onder de wapenen staan of in publieke of particuliere dienst zijn en ongeacht hun aantal, zolang zij maar inwoners of onderdanen van beide mogendheden zijn. Er hoeft geen rantsoen te worden betaald, mits zij in redelijkheid hun mondkost vergoeden. Een uitzondering geldt voor diegenen die aan weerskanten op het platteland wonen en zijn gevangengenomen wegens verhoging of uitbreiding van de contributie.
Met naam en toenaam geldt de vrijlating voor
Anthonie de Chambres, kornetspeler van de Infanta, die onlangs bij
Bergen
op Zoom is gevangengenomen en onder cautie van de heer
van
Marquette is losgelaten. Insgelijks voor drie Engelse kapiteins in
staatse
dienst en hun officieren, die onlangs in
Vlaanderen
zijn gestrand en in
Brugge gevangenzitten.
Eveneens
voor vaandrig
Phitton en
Actur
Eldrith, een in Oostende gevangenzittende korporaal.
Verder geldt het voor alle gevangenen die door de Vlaamse
oorlogsschepen met bestemming
Golf van Biskaje op de heen- of terugreis zijn
veroverd en
alsnog worden gevangen gehouden. De in dit
artikel
begrepen gevangenen zullen geenszins de positie van de algemene
gevangenen benadelen.
De beloofde rantsoenen van alle gevangenen, hetzij nog vastzittend of reeds onder cautie vrijgelaten, zullen door beide partijen worden opgeheven. Dit geldt zowel voor henzelf als voor anderen beloofde rantsoenen of voor schepen en goederen. Niets of niemand zal gerechtelijk mogen worden vervolgd, zelfs indien iemand borg heeft gesteld. De borgen worden hiermee aan beide zijden opgeheven.
Onder het traktaat zullen mede begrepen worden alle onderdanen van de
Spaanse koning die buiten diens rechtsgebied zijn gevangengenomen en op
grondgebied
van HHM gevangenzitten. Dit ongeacht hun persoon of
aantal of waar of door wie zij zijn gevangengenomen.
Dit geldt evenredig voor alle onderdanen van HHM die in
Spanje en het Spaanse rijk
te water of te land, op de galeien of elders gevangen worden
gehouden voor zover zij feitelijk te land of op de galeien
zijn. Degenen die nog op schepen in zee verblijven en niet aan land
zijn
gebracht, vallen niet onder deze regeling: dit geldt voor beide
partijen.
Met goedkeuring van de koning zullen tevens alle onderdanen van HHM onder dit traktaat worden begrepen, waar zij zich ook bevinden in de buiten Spanje gelegen rijksdelen. Dit geldt ook voor hen die publiek of particulier of in dienst van handelsompagnieën onder de vlag van de Republiek zijn uitgevaren en in
Oost-Indië,
Brazilië en elders in
Amerika te water of te land zijn gevangengenomen
tot
op de dag van het traktaat. Dit punt is door de Infanta
geaccordeerd en
zij heeft beloofd dit per brief bij de koning aan te bevelen,
opdat
het effect krijgt. Diens antwoord zal zij binnen drie maanden
doorsturen zonder dat ondertussen de voortgang van de
uitwisseling in die gebieden of het Spaanse Rijk wordt
opgehouden.
Alle gevangenen zullen na voldoening van hun mondkost volgens de
regeling van het traktaat terstond dienen te worden
vrijgelaten.
Om zoveel mogelijk de vrijlating van de arme gevangenen aan weerskanten te bespoedigen, zijn de gecommitteerden overeengekomen eenieder meteen vrij te laten zodra zijn mondkost is voldaan zonder dat degenen die betaald hebben hoeven te wachten op de anderen. De hier verblijvende gevangenen zullen behoorlijk paspoort en vrijgeleide voor tien dagen krijgen nadat zij hun mondkost hebben betaald, om ieder op eigen gelegenheid terug te keren. De wederzijds Spaanse gevangenen krijgen paspoort en vrijgeleide voor zes maanden en dit alleen voor hun reis van terugkeer.
Ter voorkoming van afpersing en onrechtmatigheden door cipiers of anderen inzake de mondkost hebben de gecommitteerden afgesproken dat deze voor gevangenen op ordinaris traktement niet hoger zal zijn dan 6 st. per dag, zonder dat onder enig voorwendsel meer mag worden gevraagd. Van gevangenen die meer dan ordinaris hebben willen verteren, zal een redelijke vergoeding worden gevraagd. Indien tussen de gevangenen en de cipiers een meningsverschil ontstaat, zal dit door tussenkomst van twee door de magistraten aan weerskanten aan te wijzen eerlijke mensen worden opgelost. Indien nodig gebeurt deze bemiddeling onder leiding van de gecommitteerden.
Ter naleving van de bepalingen mogen geen gijzelaars worden achtergehouden, noch mag er cautie worden gesteld. De gecommitteerden hebben elkaar beloofd ieder voor zich te goeder trouw op uitvoering van het traktaat toe te zien. Indien onder dit traktaat vallende gevangenen door onachtzaamheid blijven gevangenzitten en een van de gecommitteerden hiervan op de hoogte is gebracht, dan zullen deze - zodra hun mondkost is betaald - meteen in vrijheid worden gesteld.
Van het traktaat zijn twee identieke kopieën gemaakt, die op 3 juli 1627 door alle betrokkenen zijn ondertekend op het gerecht van Roosendaal.
HHM keuren het contract goed en sturen kopie naar de provincies en Admiraliteiten die het aangaat. Deze moeten het publiceren zodat eenieder zich eraan zal houden. Daarbij dienen zij iedereen te waarschuwen dat dit de laatste uitwisseling is, zodat niemand er voortaan op moet rekenen.
2
Boudewijn de Man, ontvanger van het kwartier van Delfland, c.s. verzoeken om
restitutie van hun door admiraal
Reael
opgebrachte
schip.
De
Admiraliteit
te Amsterdam
moet de admiraal horen en vervolgens hierover berichten.
3
De conceptbrief aan de provincies, met de resoluties over de betaling van ongerepartieerde compagnieën, is goedgekeurd.
4
HHM vaardigen een algemene vast- en bededag uit voor over veertien dagen. De conceptbrief is gelezen en goedgekeurd.
5
Steven Preston2, geappointeerd luitenant in de
compagnie van kapitein
Steven Bronfielt, verzoekt zijn
traktement van
21
gld. per 42 dagen niet zoals nu in
Leeuwarden,
maar
in
Middelburg betaald te krijgen. Daar wordt hem nog
een
ander
appointement van 31 gld. betaald. Telkens als Z.Exc.
ten strijde trekt wil Preston hem vergezellen, zonder bij zijn
compagnie te moeten blijven.
Inzake het eerste punt verwijzen HHM Preston naar
Zeeland
en
Friesland
en wat betreft het tweede naar
Z.Exc.
6
Bernt Rogge, verminkt soldaat in de compagnie van kapitein
Johan van den Cloester, krijgt
eenmalig 12
gld.
7
Van 550 gld., op 30 april vervallen wordt ordonnantie gedepêcheerd voor bijbelvertaler
Wilhelmus Baudartius wegens een half
jaar traktement, huishuur en kopiïst.
8
Schagen en
Ter Cuilen zijn op 3
juli gecommitteerd tot onderzoek van het rekest van
Jan
Berntsz., molenaar in Cadzand, en berichten dat partijen
gehoord
moeten worden.
HHM geven het rekest aan de partijen om er binnen een maand op te reageren.
9
Schagen bericht beknopt over de handelingen in de vergadering van
de
Heren Negentien
, waarvoor hij
wordt
bedankt.
In een memorie melden de afgevaardigden van de Heren Negentien dat die van
Hoorn op 7 juni door
Feith zijn
overgehaald tot een voorstel over de zoutvaart. Dit is op 19 juni
aangenomen en zij vragen er goedkeuring voor.
Aangaande dit punt wordt een brief gelezen van burgemeesters en raden van Hoorn d.d. 9 juni. Zij verzoeken de uitspraak van de
bemiddelaars en de op 12 feb. door HHM goedgekeurde ampliatie
aan te vullen met het volgende. Indien na afloop van vier jaar uit
ervaring blijkt dat de bij de zoutvaart betrokken inwoners van
Noord-Holland
door
de heffing te zwaar belast worden, dan dient vermindering
daarvan onderwerp te zijn van een nieuw contract tussen de
WIC
en
die van Noord-Holland.
Eventueel kan een oplossing worden gezocht met
behulp van bemiddelaars uit de steden die door de
Staten
van
Holland
worden aangesteld om de argumenten van de
partijen
aan te
horen en een uitspraak te doen. Tevens zijn er brieven gelezen
waarin burgemeesters en raden van
Edam d.d. 15
juni
en
van
Medemblik d.d. 9
juni
zich achter Hoorn scharen.
Alles in aanmerking genomen en vanwege het feit dat de Heren Negentien in hun vergadering het voorstel op alle punten hebben aangenomen, keuren HHM de aanvulling goed.
Ten
tweede vragen de afgevaardigde bewindhebbers HHM te regelen dat het ingetekende kapitaal conform het octrooi over de
Kamers wordt verdeeld. Hiermee hebben alle
Kamers ingestemd, hoewel die van
Dordrecht
en
Delft
ertegen waren.
Hendrick van Eck,
Schagen en
Schaffer
moeten met Dordrecht en Delft overleggen om op een of
andere wijze tot een akkoord te komen.
Ten derde willen de Heren Negentien gemachtigd worden tot de inning van de tweede en
derde
termijn conform de resolutie van
16
okt. 1624 inzake de inning van de eerste
termijn.
Dit wordt toegestaan. De Bewindhebbers mogen de
wanbetalers in de tweede en derde termijn conform dit eerdere besluit behandelen, ook
als de vierde termijn
wordt uitgeschreven.
10
Joachimi en
Catz wordt geschreven
te blijven verzoeken om de in
Engelse havens binnenlopende schepen van de
WIC
uit
de
vloot van
Pieter Pieters Hein of
andere vloten te laten gaan en deze voortaan niet meer vast te
houden.
11
De
heer van Gemert verzoekt ontvanger
Severins
te gelasten de executie op te schorten terwijl hij bij de RvS
probeert
te
bewijzen
dat de heerlijkheid
Gemert vrij van contributie
moet worden
gehouden
HHM vragen hierover advies aan de Raad.
12
Op advies van de RvS stemmen HHM in met het verzoek van de
heer van Meuwen om enkele runderen vrij van
Baak naar
Meeuwen te brengen.
13
Op verzoek van
Robert van Rheit, sluiter van Sonsbeek, wordt geschreven aan kapitein
Moulert, commandant van Gennep,
dat hij de
suppliant
of diens goederen hangende het geschil direct noch indirect zal
mogen aanhouden,
bedreigen of
aanvallen.
14
De inwoners van het Land van
Heusden verzoeken de invoer van hop uit
Brabant te verbieden.
In overeenstemming met het reeds uitgevaardigde verbod geven HHM niemand toestemming voor invoer van hop.
15
Adriaen van Butbergen krijgt op zijn verzoek paspoort om met een dienaar in de
Republiek te komen, omdat hij voor het Hof van
Arnhem
gedaagd is wegens het lossen van goederen. Het paspoort zal pas
over
veertien dagen worden afgegeven.
16
De
administrator van Maagdenburg verzoekt opnieuw betaling van 16.850
rijksdaalder.
HHM houden dit af. In hun antwoord aan de administrator en aan
Buchner is immers duidelijk gesteld dat men een voor de
administrator getrokken wissel van 5.000
rijksdaalder had aangenomen te betalen, maar
dat
deze niet is gearriveerd. Ontvanger-generaal
Doublet wordt gemachtigd deze
5.000
rijksdaalder
te betalen in mindering van de 16.850 rijksdaalder.
17
Commies
Van der Haer geeft in opdracht van de RvS te kennen dat het
ongebruikelijk is het land loopgeld voor de waardgelders
te laten verstrekken. Hij vraagt daarom of op de te verstrekken
ordonnanties het
door kapiteins reeds ontvangen loopgeld gekort moet worden.
HHM laten de Raad ordonnanties afgeven voor de tweede halve maand. Zowel het loopgeld als de eerste halve maand die op ordonnantie van Z.Exc. is betaald, wordt tot nader order zo gelaten als het was.
18
Aangezien het leger noordwaarts trekt moet de
Admiraliteit te Rotterdam
tevens de
commies-generaal van de konvooien en licenten in die richting sturen. Hij
dient erop toe te zien dat bij het vervoer geen lorrendraaierij zal
plaatsvinden.
19
Eck,
Noortwyck,
Vosbergen,
Rode,
Walta,
Ter
Cuilen en
Broersema zullen Z.Exc. goede reis
wensen wegens
diens
vertrek morgen.
20
Naar aanleiding van het rapport van
Antwerpen en
Boreel is de op 21 juni
ingediende
declaratie van
Joachimi
goedgekeurd. Alleen aangaande
het
laatste artikel met betrekking tot de predikanten zal worden
nagekeken
wat wijlen
Caron hiervoor heeft
gekregen.
21
De volgende personen is tegen Bosch' licent en onder cautie de uitvoer van paarden toegestaan:
Geeris Robbrechts de Haen twee merries naar
Zevenbergen;
Willem Claessen en de
weduwe van
Cornelis
Lambertsen ieder twee merries naar
Genderen;
Hendrick Janssen Smit,
Adriaen
Dirxen,
Aert Theunissen,
Gysbert
Janssen,
Giel Hubertsen,
de
weduwe van Dirck Wanders, de
weduwe van
Gerrit Adriaens Back en
Jan
Otten
ieder
twee merries naar
Veen in het Land van
Heusden;
Hendrick
van Sevender, schout van Roosendaal, één
rijpaard naar
Roosendaal;
Jan Claessen
Mol
twee
merries naar
Wijk in het Land van Heusden;
Aert Jan
Martenssen en
Jan
Aertsen ieder twee
merries naar
Besoijen;
Adriaen
Gysmans,
secretaris van Vlijmen, twee merries naar
Vlijmen;
Adriaen
Michiels,
Adriaen
Aertsen en
Emmeken Peeters twee en
Jan Janssen de
Jonge en
Jan Jacobs
ieder één merrie
naar Wijk;
Willem de Best naar
Hedikhuizen één en naar
Oudheusden twee merries.
22
Het verzoek van enkele inwoners van
Waalwijk en
Tilburg om paarden te mogen halen
voor hun levensonderhoud is afgewezen.
Post prandium
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
23
De gecommitteerden die namens HHM in conferentie zijn geweest met de ambassadeurs van
Frankrijk en
Engeland tot een
vergelijk over de onenigheid tussen beide koninkrijken,
doen rapport. Beide
heren zijn bereid
tot een oplossing maar zij hebben hiertoe geen voorstellen
gedaan.
Carleton heeft uitvoerig de oorzaak van alle onenigheid
uitgelegd.
HHM machtigen de gecommitteerden een nadere conferentie met de ambassadeurs te houden en oplossingen aan te reiken, opdat onderhandelingen op gang komen. De kwestie zal tevens aan
Soranzo worden voorgelegd zodat hij zich hiertoe eveneens kan
inzetten. Tevens zal abt
Escailla worden
ingelicht
om vanwege zijn kennis van de situatie aan het Franse hof te
vernemen wat hij denkt dat er dient te gebeuren.
24
De
Admiraliteit te Rotterdam
vraagt d.d. 6 juli wat zij moet doen met de ingekomen schepen van de kapiteins
Kerckhoff en
Bontenborch, die met
admiraal
Reael zijn weggeweest.
HHM besluiten na overleg met Z.Exc. de schepen af te danken, waartoe de Admiraliteit geld dient te lenen.
25
De alliantie met
Frankrijk zal worden opgesteld, opdat die aan
Languerack kan worden
gestuurd.