02/08/1627, 14

 
English | Nederlands

14 1 Carleton verschijnt ter vergadering (zonder voor deze gelegenheid te zijn opgehaald wegens een gebrek aan koetsen). Hij meldt deze extraordinaris audiëntie te hebben verzocht omdat de Staten van Holland op het punt van opbreken staan. Hij zal de resolutie van HHM over Amboina [Ambon] opsturen in de verwachting dat er goed recht zal worden gedaan. Hij kan echter niet spreken van een snelle afhandeling, aangezien hij hier zes weken is geweest zonder dat er iets is gebeurd. Ten aanzien van Jan Pieterssen Coenen herhaalt Carleton de op 17 sept. 1624 en later voorgelegde argumenten tegen diens vertrek naar Oost-Indië. Verder geeft hij zijn commentaar op het geschrift van de VOC . Het stuk bevat kwaadaardige, valse en belachelijke punten en probeert de onvrede van de koning af te wentelen op de Staten-Generaal. Hij verzoekt alsnog Coenen terug te roepen en degenen te straffen die hem met raad en daad hebben gesteund bij zijn vertrek.
HHM vragen Carleton zijn voorstellen kort op papier te zetten. Deze wil dit wel doen in een memorie, maar slechts omwille van HHM: hij wil niet met de VOC in discussie treden.

1 Deze resolutie is gedrukt: Colenbrander, Coen. Bescheiden Indië , IV, 707.