03 - 08 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De pachters hebben enkele punten tot bevordering van de inkomsten van de konvooien en licenten ingediend.
HHM verzoeken de heren van
Holland de punten aan hun
Staten
ter
overweging
te
geven en advies uit te brengen.
2
Johan Mirecourt, voormalig ruiter in de compagnie van ritmeester
Saint Martin, mag gedurende zes
weken
naar
het platteland en vijandelijke steden reizen ter afwikkeling
van
zijn zaken.
3
De door
Jan Ewoutsen van der Meulen verzochte represailles op de goederen van die van
Malta zijn afgewezen.
4
Op verzoek van
Jacob Benox wordt de
Admiraliteit in
Zeeland
geschreven de door hem ingevoerde salpeter en
huiden
vrij aan hem te laten toekomen. Tevens moet het College nagaan of
er niet
spoedig een schip naar
Barbarije
[Marokko] zal varen, opdat
Benox hiermee
kan vertrekken.
5
De
koning van Denemarken schrijft d.d. Lauenburg 6 juli ter aanbeveling van
kolonel
Haetzfelt, opdat diens
compagnie in
staatse
dienst mag blijven of anders door hem aan een
bekwaam iemand mag worden vergeven.
HHM blijven bij hun besluit over de absente officieren.
6
Enkele gedeputeerden van de
Admiraliteit in het Noorderkwartier
verschijnen ter vergadering. Zij verzoeken toelichting op door hen ingebrachte punten.
Ten eerste de brief van HHM d.d. 23 nov. 1626 dat alle schepen die de havens van
Vlaanderen proberen aan te doen of te verlaten, voor rechtmatige buit
worden verklaard. De
vraag is of dit alleen geldt wanneer de schepen schuldig zijn
bevonden of op heterdaad worden betrapt en gepakt, iets
wat
men schijnbaar bedoelt met het woord "pogen", of dat het ook
opgaat
wanneer schepen uit de havens van Vlaanderen enige tijd zijn
weggeweest en veel later ergens, eventueel ook in de Republiek,
worden
aangetroffen.
Conform de resolutie van 23 nov. 1626 besluiten HHM dat de maatregel zowel geldt voor op heterdaad genomen schepen als later achterhaalde, met name indien de schepen eigendom zijn van ingezetenen van de Republiek. Op Nederlanders veroverde schepen die in de Vlaamse havens zijn verkocht, vormen van oudsher en waar ze ook worden aangetroffen rechtmatige buit, ongeacht eventuele aanspraken van de eerste eigenaars.
Ten tweede vragen de gedeputeerden of HHM de Bewindhebbers van de VOC te
Hoorn
en
Enkhuizen
willen gelasten inkomend konvooigeld te betalen voor de goederen meegebracht met de Eendracht, Het Wapen van Hoorn, Koning David en het schip van
Enkhuizen dat nu nog te
Texel ligt.
HHM zullen de voorgaande resoluties nakijken om te zien waarom het konvooigeld is achtergehouden.
Ten derde vragen de gedeputeerden de Bewindhebbers in het Noorderkwartier te gelasten het schip Griffioen te vergoeden, dat met
L'Eremite is uitgevaren en in
Oost-Indië wordt
gehouden.
HHM achten het redelijk dat ofwel het schip wordt teruggegeven of de waarde ervan vergoed. Dit zal de Bewindhebbers ter navolging worden geschreven.
Ten vierde vragen de gedeputeerden of HHM ervoor willen zorgen dat zij hun aandeel krijgen in het sinds de afloop van het Bestand verzochte subsidie voor de Admiraliteiten.
HHM laten de Admiraliteit een overzicht indienen van hetgeen zij hiervan heeft ontvangen en nog dient te krijgen.
7
Joachimi antwoordt d.d. 29 juli op de apostille van HHM
d.d. 11 maart 1626 dat de zeventig paarden door de
koning in een ongedateerd schrijven
verzocht, in
twee keer zijn overgekomen.
HHM brengen de
Admiraliteit in Friesland
hiervan op de hoogte.
8 1
De memorie van
Carleton over het door hem gisteren gedebiteerde inzake
Jan
Pieters Coenen is ontvangen, inclusief zes
bewijsstukken.
De heren van
Holland sturen de memorie naar hun
principalen
, zodat de kwestie
nog wordt
uitgesteld.
9
Gedeputeerde Staten van Friesland
schrijven d.d. 20/30 juli HHM op korte termijn te zullen
berichten over hun consent en het geld voor de achterstallige
subsidies
voor de Admiraliteiten.
HHM wachten dit af.