17/11/1627, 5

 
English | Nederlands

5 De uit Utrecht teruggekeerde generaalmeester Adriaen Claessen Muijt compareert en overhandigt zijn verslag betreffende de stuiver en halve stuiver die daar gemunt worden. De magistraat weigert de stempels van deze stuivers vervallen te verklaren maar heeft wel de boeken van de waardijn geopend om te zien hoeveel stuivers en halve stuivers er al zijn geslagen.
Hierna compareert de muntmeester van Utrecht. Hij presenteert een brief waarin de burgemeesters en vroedschap van Utrecht wijzen op hun privilege om stuivers, halve stuivers en kleingeld dat minder waard is te mogen munten. Verder wijzen zij op de voorbeelden van Zwolle en Groningen waar ook kleingeld gemunt wordt. Zij stellen voor de stempels in te trekken als voor 1.500 mark is gemunt of eerder indien het algemene herstel van de munt eerder is bereikt.
De bovengenoemde stuivers en halve stuivers zullen bij plakkaat ongeldig worden verklaard. De Utrechtse muntmeester zal morgen ter vergadering worden ontboden om berispt te worden voor het munten van dit kleingeld en om gewaarschuwd te worden dit niet meer te doen.