27/11/1627, 10

 
English | Nederlands

10 Geresumeerd is de op 3 nov. gelezen remonstrantie van de Directeurs van de Levantse handel . Aangaande het eerste punt is het advies van de Admiraliteiten over de door de Directeurs gevraagde zes schepen nagekeken.
HHM houden het eerste punt nog in beraad. Wel zal met de gedeputeerden van de Admiraliteiten besproken worden of de Directeurs niet aan een of twee konvooiers geholpen kunnen worden.
Aangaande het tweede punt verklaren HHM het goed te vinden dat Hieronimus van Uffelen naar Algiers en Tunis gestuurd wordt met een nader op te stellen instructie.
Aangaande het derde punt, het lastgeld, is op 8 nov. een resolutie genomen. De Directeurs hebben hierop verklaard deze niet te kunnen uitvoeren omdat het hun werk niet is aan te geven welke schepen door de Straat van Gibraltar varen, nog afgezien van het feit dat zij het niet weten. HHM gelasten de consuls rond de Middellandse Zee telkens aan de Admiraliteit te Amsterdam te schrijven welke schepen in hun gebied komen. Dit College moet de namen van deze schepen doorgeven aan zijn ontvanger die dit in een apart overzicht moet bijhouden en die het lastgeld van de schepen moet invorderen als ze weer in de Republiek zijn aangekomen. Ze moeten het lastgeld binnen een maand betalen op straffe van verviervoudiging.
Aangaande het vierde punt stemmen HHM ermee in dat iedereen door biljetten zal worden bevolen het lastgeld te betalen.
Aangaande het vijfde punt is conform de remonstrantie van de Directeurs het op 10 okt. uitgevaardigde plakkaat over de uitrusting en het admiraalschap van de schepen die naar de Straat van Gibraltar varen met enkele punten uitgebreid. HHM laten het plakkaat opnieuw drukken.
1

1 De tekst is opgenomen in: Groot placaet-boek I, kol. 906-911.