16/03/1628

 
English | Nederlands

16 - 03 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 De heer van Diden antwoordt d.d. Emmerik [Emmerich] 11 maart op het schrijven van HHM van 5 februari. Hij heeft nooit de gevangen Caspar Simonius Rits naar zich toe willen halen.
HHM bespreken de brief met de RvS.

2 HHM sturen een kopie van het op 13 maart door de Franse ambassadeur opgestuurde memoriaal aan hun ambassadeurs in Frankrijk en geven hun last de ongerijmdheid daarvan aan de Franse koning voor te houden. De ambassadeurs moeten Z.M. vragen zijn ambassadeur HHM slechts vriendschappelijk te laten behandelen zoals hij henzelf tegemoet treedt en met respect zoals onder bondgenoten gebruikelijk is, opdat HHM niet meer met zulke beledigende proposities worden lastiggevallen.
Bovendien zullen De Bie en een door Holland te nomineren persoon met Rode, Oenama, Haersolte en Schaffer het memoriaal nader onderzoeken en adviseren wat HHM er verder aan kunnen doen.

3 De prins van Polen verzoekt enkele particuliere goederen vrij vanuit Antwerpen door de Republiek naar Danzig [Gdansk] te mogen vervoeren.
HHM beslissen dat vanwege de opening van de licenten aan deze kant iedereen vrij en zonder speciaal paspoort goederen door het land mag voeren.

4 Vrouwe Anna de Mol vraagt octrooi aan voor de verkoop of belasting van haar onder die van het Vrije van Sluis gelegen lenen in Vlaanderen. Zij stelt voor een eed af te leggen dat zij hiertoe door nood gedwongen is.
HHM vragen hierover advies aan de Raad van Vlaanderen .

5 Op verzoek van de heer van Merode keuren HHM goed dat hij van Luik naar Westerlo de benodigde hoeveelheid kalk voor de reparatie van het kasteel van Westerlo mag vervoeren in tien karren tegelijk, mits hij 's lands belasting betaalt aan de licentmeester te Maaseik.

6 Op verzoek van Elias Trip en Joost Willemsen Nieukercken geven HHM voorschrijven aan de koning van Polen en de stad Danzig [Gdansk] om de daar door hen ingekochte tweehonderdduizend pond salpeter naar de Republiek te mogen brengen. HHM vragen ook hun ambassadeurs de supplianten hiertoe aan te bevelen.

7 De Directeurs van de Levantse Handel dienen een remonstrantie in. Zij melden dat Nederlandse schepen in Marseille en elders belast worden met een nieuwe heffing van 300 gld. op ieder schip als vergoeding van de door de Fransen gemaakte onkosten bij de bevrijding van hun gevangen landgenoten in Algiers.
HHM laten hun ambassadeurs in Frankrijk bij de koning bewerkstelligen dat deze belasting wordt afgeschaft en hetgeen reeds door enkelen betaald is wordt terugbetaald. Het is immers niet billijk Nederlandse schepen hiermee te belasten terwijl zij er geen enkel voordeel van hebben.

8 HHM bespreken het voorstel of het niet nuttig zou zijn de aan hen gerichte brieven van generaal Tilly, de graaf van Anholt en andere keizerlijke officieren bij het passeren van Friesland of Groningen te laten openen door Ernst Casimir. Hij kan dan controleren of er iets over zijn landen of de omliggende landen in staat en de brieven vervolgens doorsturen naar HHM die er een beslissing over nemen.
HHM staan dit toe mits Ernst Casimir naar aanleiding van de brieven niets doet zonder voorafgaande resolutie van hen.

9 De Admiraliteit te Rotterdam stuurt d.d. Rotterdam 13 maart haar op 7 maart genomen resolutie over de zaak van Dirck Niesen. Zij heeft Niesen verzocht enkele dagen te wachten totdat de vergadering van Holland of tenminste het besogne over de leveranciers is beëindigd en de obligaties niet te lichten voordat er op 13 maart een resolutie over is genomen.
HHM laten het hierbij.

10 De RvS adviseert het op 10 maart namens Goort Janssen ingediende rekest aan de tegenpartij te geven om daarop te reageren.
HHM vragen eerst de aanwezige heer Ahr over de staat van de suppliant te berichten.

11 Een brief van orateur Haga d.d. Constantinopel [Istanbul] 8 jan. behoeft geen resolutie.

12 Commies Cracou stuurt in twee brieven d.d. Elseneur [Helsingør] 29 feb. en 7 maart de inhoud van de alliantie tussen de koningen van Denemarken en Zweden en een originele akte van waarschuwing van de Zweedse koning niet zonder zijn toestemming en tol betaald te hebben naar Danzig [Gdansk] te varen. Cracou bericht verder dat de koning ontevreden is over de inname van twee Franse schepen door twee Nederlandse oorlogsschepen bij Skien in de Langesund.
HHM stellen een besluit over beide zaken uit.

13 Op de herhaalde verzoek van Josepho Pallache om de verzochte huishuur houden HHM vast aan hun gisteren genomen resolutie.

14 Maarschalk Spierinck compareert en verzoekt in een propositie opnieuw om de executie van de contributies in het Land van Gulik [Jülich] niet te doen.1
Uit het antwoord van HHM op de namens zijn vorst ingediende propositie begrijpt Spierinck dat zij vasthouden aan hun voorgenomen executie tegen zijn vorst en diens onderdanen. Zijn vorst is bericht dat daartoe al enkele Gulikse ingezetenen gevangengenomen zijn. Hij had dit niet verwacht en zal gefundeerde motieven geven tegen de onbillijke executie.
Aan het begin van zijn regering over het Gulikse vorstendom en na de door de keurvorst van Brandenburg veroorzaakte breuk heeft zijn vorst altijd goede nabuurschap met HHM en andere buren onderhouden. Bij de beëindiging van het Bestand hebben HHM niet alleen de neutraliteit toegestaan voor de door zijn vorst bezette gebieden, zoals Z.M. voor de gebieden van de keurvorst van Brandenburg, maar ook voor de Gulikse en Bergse landen en onderdanen. Dit tegen betaling van een aanzienlijk geldbedrag en verlening van de benodigde akten en mandaten aan de krijgsofficieren.
Zoals HHM zich zullen herinneren heeft Spierincks vorst met de gezant van de keurvorst van Brandenburg, graaf Adam van Schwarzenberg, in 1624 te Düsseldorf een akkoord gesloten waarmee de Gulikse opvolgingskwestie is afgehandeld. Beide kanten hebben dit bezegeld en ondertekend terwijl de keurvorst alle afspraken met zijn gevolmachtigde heeft geratificeerd. Na een gevaarlijke reis van zijn vorst naar Spanje heeft hij de koning laten verklaren tevreden te zijn met de in het verdrag genoemde plaatsen en de terugtrekking van soldaten uit het gehele land. Ook de koning van Frankrijk heeft het traktaat goed en heilzaam bevonden. De Engelse koning, de Brandenburgse keurvorst en HHM zijn schriftelijk verzocht dit voorbeeld te volgen, de gevangenen vrij te laten en alle vijandelijkheden te staken.
Uit het voorgaande blijkt dat zijn koning zich inzet voor een hereniging met de keurvorst van Brandenburg opdat de landen worden bevrijd van de oorlogslasten. Zijn vorst heeft de vorstendommen Gulik en Berg (waarop HHM nu financiële aanspraak maken) al die tijd in zijn bezit gehad en daar eenzijdige genieting van gehad, ook nadat het verdrag aangaande de executies van de contributies en domeinen tussen Brandenburg en HHM is gesloten. Het zou vreemd en ongerijmd zijn als HHM door hun onredelijke plan niet alleen de keurvorst van Brandenburg versterken en tegen hun beloften in hun soldaten laten gebruiken tot de uitvoering daarvan. De onderdanen hebben zich volgens rechten en verdragen nooit verplicht tot betaling van een schuld die zij aan de Brandenburgse keurvorst zouden hebben en zijn zich daarvan niet bewust.
Spierincks vorst of de zijnen hebben nooit een schatting op zich genomen. Het is dus onredelijk van zijn onschuldige landen en onderdanen door militaire executies tegen de neutraliteit en zonder enige reden een groot geldbedrag af te persen dat de keurvorst van Brandenburg schuldig is. Sinds de nieuwe contributies heeft de keurvorst reeds meer ontvangen dan het geld waarop HHM aanspraak maken. Bovendien is nooit sprake geweest van een gelijke verdeling aangezien het grootste gedeelte van de landen van zijn vorst bezet is geweest.
Zijn vorst vraagt niet alleen van de onbevoegde aanspraken verlost te worden en de gevangenen vrij te laten maar ook van alle verdere executies en vijandelijkheden tegen hem en de zijnen na te laten. Er bestaan immers ook juridische middelen in de oude verdragen wanneer HHM een rechtmatige vordering op zijn vorst menen te hebben.
Spierincks vorst wil echter geen billijke aanspraken weigeren of rechter over zichzelf zijn. Zo heeft hij besloten de kwestie aan de leenheren van de keizer over te laten. Wanneer zijn vorst of de stenden van de vorstendommen bevolen wordt het door HHM geëiste geld te betalen, zullen zij dat zonder tegenwerking doen. Acht de keizer het niet redelijk dat zijn vorst of diens onderdanen schulden van derden dan zijn ook HHM niet gerechtigd hen tot een vordering te verplichten.
Wanneer HHM hun aanspraken de facto in recht of onrecht voortzetten, dan zal zijn vorst zich beklagen bij de keizer en andere keurvorsten en vorsten dat hij zich als gehoorzame rijksvorst tegen dergelijke onredelijke tegemoetkomingen moet verdedigen. Ook zal hij de Franse koning vertellen hoe weinig er nog herinnert aan de door HHM bewerkstelligde goede eenheid tussen de Brandenburgse keurvorst en zijn vorst en hun beëindiging van alle vijandigheden.
Zijn vorst hoopt echter dat HHM het zo ver niet laten komen en dat de goede nabuurschap niet geschonden wordt door een ander besluit te nemen.
HHM zullen de propositie nader onderzoeken.

1 De propositie is geïnsereerd in S.G. 3187.