17/04/1628

 
English | Nederlands

17 - 04 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 De Staten van Friesland committeren d.d. Leeuwarden 31 maart Johannes Saeckma en Hectores Bouritius, raadsheren in het Hof van Friesland, als gedeputeerden in de Staten-Generaal.
De Staten van Groningen verzoeken d.d. 25 maart zitting voor de extraordinaris gedeputeerden burgemeester Hendrick Schonenborch en jonkheer Pabo Broersema.
HHM verlenen de heren uit Friesland en Groningen zitting.

2 Krachtens de van de koninklijke Denemarkse raden en krijgscommissarissen ontvangen geloofsbrief d.d. Hamburg 11 maart compareert Martin van der Meden, krijgsraad en bisschoppelijk Verdense kanselier, en doet hij een propositie.1
I Van der Meden is gelast HHM te informeren over het gevaar van de plaatsen [langs de Elbe], gezien het belang van de Republiek daarbij. De vestingen Krempe en Glückstadt zijn door watervloeden ernstig beschadigd en de bolwerken zijn ingestort. Er is groot herstel nodig, maar tot nog toe heeft men niets kunnen herstellen. Evenmin heeft men het onnodige volk en de overgebleven paarden uit de vestingen kunnen weghalen, de verzwakte compagnieën kunnen inlijven, de fortificatie kunnen repareren of andere nodige zaken voortzetten. Dit alles is veroorzaakt doordat de subsidies achterwege zijn gebleven of te laat zijn gekomen, ondanks veel verzoeken van Z.M. Indien de ondersteuning nog langer uitblijft, kunnen alle vestingen en de Elbe in handen komen van de vijand en tot schade en verderf van Denemarken, HHM en anderen. Zelfs de gehele evangelische christenheid zal verloren zijn. Aangezien de vijand de ondergang van de Republiek als belangrijkste oogmerk heeft, moeten HHM bedenken wat een onherstelbaar en belangrijk verlies dat zou zijn. Om dit gevaar te voorkomen, is er geen ander middel dan het subsidiegeld van HHM. De commissarissen en krijgsraden hebben daarop vaak gewezen omdat Z.M. voor de uitrusting van zijn leger en vloot hoge onkosten maakt. Zij proberen met man en macht de vestingen te voorzien. Zo hebben zij tegen hoge kosten proviand in Krempe gebracht, zodat de stad - als deze van Glückstadt zou worden afgesneden - toch stand tegen de vijand zou houden. Het geld per wissel van HHM is reeds tevoren verbruikt, dus vraagt Van der Mede namens de commissarissen en krijgsraden het subsidie tot in februari bijeen te brengen en te betalen. De restanten van twee maanden à 40.000 rijksdaalder, of 100.000 gld., dienen zo spoedig mogelijk betaald te worden anders is dat levensgevaarlijk aangezien de vijand beide vestingen nadert. Van der Meden wil zelf naar Amsterdam gaan om te zorgen dat de 40.000 rijksdaalder wordt overgemaakt.
II Aangezien de vestingen in de toekomst zondere extra subsidie niet bewaard kunnen blijven, vragen de commissarissen en krijgsraden HHM ook het geld vanaf 1 april te laten afrekenen. Zij moeten daartoe kooplieden opdracht geven het geld over te maken.
III Om HHM minder te bezwaren, heeft Z.M. gelast dat hun in Hamburg aanwezige resident, Voppius van Aissema - die voor zijn kwaliteiten onlangs nog een koninklijke getuigenis heeft gekregen - de krijgsraad en het beheer van het subsidiegeld mag bijwonen. Zonder toestemming van Aissema en de gehele krijgsraad mag er, behalve in het algemeen belang, niets worden uitgegeven.
HHM verzoeken de tot bespreking met de heer Gunter aangestelde heren tevens met kanselier Van der Meden te spreken.

3 Agent Mibassen schrijft d.d. Calais 14 april dat op 9 april acht schepen uit Duinkerke zijn vertrokken en dat in Oostende nog eens twaalf schepen worden uitgerust om voor Pasen uit te varen.
HHM nemen hierover geen besluit.

4 Twee brieven van orateur Haga d.d. Constantinopel [Istanbul] 19 feb. behoeven geen resolutie.

5 Over het verzoek van de heer Lopes om een paspoort voor het uitvoeren van het kanon en andere goederen stellen HHM een beslissing uit.

6 Hendrick Campherbeecke en Rotger van Haersolte, burgemeesters van Zwolle, compareren. De magistraat van Zwolle heeft vernomen dat HHM een plakkaat willen laten uitvaardigen tegen het munten van de Zwolse zilveren florijn en schellingen aangezien dit op grote schaal zou plaatsvinden. Hij verzoekt dit na te laten en provincies waar reeds plakkaten naartoe zijn gestuurd te schrijven deze niet te publiceren.
Vanwege de dienst van het land bepalen HHM echter de publicatie van het plakkaat niet uit te stellen of te herroepen. Als Zwolle verklaart op te houden met het munten van dit geld en zich inzake de beëindiging van de munt te gedragen als de andere steden, zullen HHM het verzoek nader overwegen.

7 Z.Exc. heeft ingestemd met het oostwaarts brengen van de schipbrug, het geschut en de munitie.

Post prandium

Presentielijst:

Resoluties:

8 In een brief d.d. 13 april stuurt de RvS een kopie van een door hem op 18 maart aan de provincies gezonden schrijven.3 Daarin klaagt de Raad over de volgende punten:
I De verwarring op het gebied van de financiën door achterstallige betaling van het krijgsvolk te land en ter zee en de overige legerlasten en fortificatiewerken.
II Het inkomen en de lasten van het land worden niet goed in balans gebracht.
III De staat van het land wordt niet onderzocht voordat men nieuwe kosten maakt.
IV In de regering van het land is sprake van een slechte onderlinge verstandhouding.
V De RvS wordt buiten de belangrijkste kwesties en besluiten gehouden.
VI De wanorde neemt steeds meer toe, het vertrouwen in het land ontbreekt en de publieke autoriteit wordt geschaad.
VII Onder het krijgsvolk nemen gebrek aan respect en ongehoorzaamheid de overhand, ten koste van de militaire discipline en justitie.
In de brief aan de provincies verzoekt de RvS daarom - als enige college waarvan de leden onder ede beloven het belang van de Generaliteit te dienen - een instructie te krijgen waardoor zij hun eed in dienst van het land kunnen nakomen. HHM moet zijn bij de provincies betrachte moeite ondersteunen opdat de RvS beter zijn bedoelingen kan uitwerken.
HHM hebben de brief besproken met Z.Exc. Volgens hem hebben Van der Lingen en Gruijs namens de RvS ongeveer een maand geleden het concept hiervan aan hem geopenbaard. Hij ontraadde hun de brief aan de provincies te sturen en heeft dit de volgende dag herhaald, omdat hij had bedacht hoe schadelijk verzending ervan voor het land zou zijn. Daarbij heeft Z.Exc. gevraagd er niets meer aan te doen zonder dit nader met hem te bespreken, hetgeen Van der Lingen en Gruijs hebben beloofd.
HHM vragen de ontboden raden van State waarom zij de punten in de brief niet met hen hebben besproken om tot een oplossing te komen. Dit zou de juiste manier zijn om de problemen op te lossen, terwijl deze door het sturen van de brief aan de provincies zijn vergroot: de consenten zijn uitgesteld en het land is in onrust gebracht.
Ten tweede vragen HHM of de brief - zoals erin wordt gesteld - met eenparige stemmen is aangenomen.
De raden van State antwoorden op deze twee punten dat de RvS met eenparige stemmen heeft besloten de gezamenlijke provincies, hun lastgevers, te berichten over de moeilijkheiden waarin het land al enige tijd verkeert. Dit is niet gebeurd om iemand te beschadigen maar om tot de beste oplossing te komen.
Op de vraag waarom zij de brief hebben verzonden zonder deze te hebben besproken met Z.Exc. antwoorden zij niet te zijn bericht dat die om nadere informatie zou hebben gevraagd.
HHM herinneren de raden van State eraan dat hun lastgevers weliswaar de gezamenlijke provincies zijn, maar dat die worden vertegenwoordigd door de Staten-Generaal. Indien zij iets aan hun lastgevers willen melden, dan moeten zij zich dus wenden tot HHM.
De aanwezige raden van State weigeren te antwoorden op de herhaalde vraag van HHM om de afzonderlijke klachten uit de brief toe te lichten, omdat de andere raden niet aanwezig zijn. Aangezien de RvS ook bij afwezigheid van enkele leden hetzelfde college blijft en dus over zaken moet beslissen, en deze kwestie niet kan worden uitgesteld omdat de Staten van Holland bijna uiteengaan, beloven de raden van State hun redenen voor morgen schriftelijk in te leveren. Daarbij moeten zij uit hun geheugen putten zonder de overwegingen van de afwezige raden anders weer te geven.

1 De in het Duits gestelde propositie is geïnsereerd in S.G. 3187 en in vertaling gedrukt in: Aitzema, S. & O. kwarto II, 647-650/folio I, 784-785.
2 Gezien de precedentie kan dit ook Jacob van Teylingen , vroedschap van Gouda, of mr. Jakob van Teylingen , voormalig vroedschap van Alkmaar, zijn.
3 Deze brief is gedrukt in: Aitzema, S. & O. kwarto II, 639-640/folio I, 781.