22
Essen en andere daartoe aangestelde heren berichten over hun
bespreking met de ambtman
Ahr en
ontvanger
Onckel inzake de
rekeningen
van de contributies van het Land van
Gulik
[Jülich],
Kleef,
Berg en
de
andere gebieden. Volgens hen kan met deze contributies niet slechts
het
regiment voetvolk en twee à drie ruitercompagnieën maar veel meer
volk worden betaald. Dan moet men echter geen grote
kwijtscheldingen
meer doen - zoals eerder is gebeurd -, geen grote restanten laten
bestaan - zoals er nu nog 700.000 à 800.000 gld. resteert -, het
voor
het krijgsvolk bestemde geld nergens anders voor aanwenden -
zoals
gebeurd is met het hoorngeld van het Land van Kleef en de licenten
van
Soest
[in Westfalen] en
Lünen en de
aan
contributie onderworpen plaatsen niet vrijstellen - zoals is
gebeurd
met
Huissen,
Neustadt en
Gimborn.
Door deze maatregelen kunnen het regiment tot het benodigde aantal manschappen worden aangevuld, de ingekrompen compagnieën worden onderhouden en op hun oude sterkte worden gebracht en eerdere fouten worden hersteld. De Kleefse regering moet gedwongen worden geen kwijtscheldingen, inkrimpingen en afdankingen meer te doen zonder voorgaand bericht aan HHM. De tot aflossing van de obligatie van 100.000 rijksdaalder bestemde inkomsten uit de helft van de contributies van het Land van
Mark,
Ravensberg en andere domeinen moet
zij betalen aan ontvanger
Hoeffijser
te Amsterdam die dit bedrag heeft uitgekeerd.
HHM stellen een besluit hierover uit.