20/05/1628, 9

 
English | Nederlands

9 De afgevaardigden van de Kamers van de VOC compareren. Zij verzoeken acht tot tien compleet uitgeruste oorlogsschepen van het land te krijgen. Deze moeten drie maanden na 1 juni de zeven à acht kostbaar beladen schepen beveiligen die deze zomer uit Oost-Indië worden verwacht. Indien het land daartoe niet in staat is, stellen de afgevaardigden voor zelf de kosten voor equipage en bemanning voor te schieten. Wel moet het land in ieder geval de hollen van de schepen betalen en verrekenen zij hun voorschot met het konvooigeld.
Zeeland , Utrecht , Friesland , Overijssel en Groningen kunnen hiermee niet instemmen zonder last van hun lastgevers, vooral aangezien het land de verzochte scheepshollen niet heeft kunnen vinden.
Indien de schepen zouden worden gehuurd, vragen HHM van de bewindhebbers een overzicht van alle onkosten van de equipage zodat zij dit met Z.Exc. kunnen bespreken. De bewindhebbers begroten dit mondeling voor de genoemde periode op 140.000 à 150.000 gld. Zij tonen schriftelijk de voet waarop zij verzoeken de schepen aan te nemen.