11
Feit en
Noortwijck berichten het
antwoord en de bijgevoegde verklaring aan de extraordinaris
ambassadeurs van
Engeland te hebben
gegeven.
Na verschillende gesprekken heeft
Carlaton hun een protest tegen de rechterlijke
procedures in de zaak
Amboina
[Ambon]
overhandigd.1
Carleton heeft conform zijn last altijd het volgende verklaard:
De bloedige kwestie Amboina, bedreven door die van de
VOC
op het bloed en goed van de Engelsen, was een grove schending van het verdrag van 1619.
Z.M. heeft sterk vastgehouden aan zijn protest bij de sluiting
van het offensieve en defensieve verdrag. De heren van zijn raad
hebben
dit ook verklaard aan
Cats, die
namens
HHM verlenging vroeg van de in 1627 verlopen termijn. Na die tijd
maakte Z.M. het voorbehoud zelf recht te doen tegen de VOC over het
exces, indien hij voor die tijd niet zou zijn tevredengesteld.
Carleton heeft geen last verder op deze zaak in te gaan. Hij moet Z.M. slechts berichten over de procedures van HHM hierin en hoe weinig resultaat hun dikwijls gedane beloften hebben. Als er geen spoedige en goede rechtspraak volgt, meent de raad van Z.M. dat hij alsnog zijn protest moet indienen en zijn rechtvaardige wraak nemen.
Tijdens zijn verblijf van elf maanden heeft Carleton dit dikwijls betoogd in proposities en besprekingen. Desondanks heeft hij bemerkt dat enkele heren proberen de aan Cats in
Engeland gegeven verklaring voor een ander doel aan te wenden:
alsof Z.M. de kwestie Amboina zou hebben onderworpen en het oordeel
erover aan hen overgelaten om te worden afgehandeld
zoals
thans gebeurt. Z.M. verwacht echter volkomen genoegdoening.
De ambassadeur staat op het punt te vertrekken om verantwoording af te leggen tegenover zijn koning. Hij meende HHM met zijn memorie van 17 feb. te hebben tevredengesteld. Bij de op 13 mei gehouden bespreking met hun afgevaardigden merkte hij echter dat zij net als in hun antwoord van 14 feb. nog steeds slecht over de memorie bleken te denken (ondanks dat het op dit punt is gecorrigeerd). Om die en andere redenen kan Carleton niet nalaten HHM te zeggen, dat Z.M., noch door de heren van zijn raad aan Cats, noch door Carleton, ooit verklaard heeft het bloedige feit te onderwerpen aan hun jurisdictie. Z.M. heeft juist altijd vastgehouden aan het protest en doet dat nog steeds. Ten slotte verzoekt Carleton de door hem ingediende remonstranties en proposities als bewijs van deze aanzegging in te voegen in de registers van HHM als getuigenis voor de toekomst en hoe hij zich in deze kwestie heeft gekweten van zijn ambt.
Na overleg in aanwezigheid van
Z.Exc. en op diens advies laten HHM hun afgevaardigden nogmaals
naar
Carlaton gaan. Zij moeten hem verzoeken zijn protest in te trekken
omdat zij anders een contraprotest2 zullen indienen.
HHM hebben Carletons protest onderzocht. Hij verklaart dat zijn koning nooit de zaak Amboina had onderworpen aan een oordeel in de Republiek. Zij vinden het ongepast nu in te gaan op wat zij over deze kwestie hebben gelezen in het protest, maar geven slechts een verklaring op zijn aanzegging.
De wens en de genoegdoening van de overleden
koning om justitie en herstel in de zaak Amboina namen HHM meer in
acht dan de redenen van het recht. Zij hebben alle deelnemers aan
het
proces, het vonnis en de executie in de zaak Amboina herroepen
om
te zich te verantwoorden voor hun handelwijze en daarover hun
oordeel
af te wachten. Z.M. heeft verschillende keren aangedrongen op
justitie.
Toen de rechters van Amboina waren aangekomen, hebben HHM niet
enkele
heren van de ordinaris Hollandse rechtscolleges gedelegeerd tot
rechters, aangezien Carleton dat niet goed vond, maar enkele
particuliere rechters uit deze colleges, hetgeen hij beter vond.
Ook
hebben HHM hun
fiscaal
gecommitteerd
om tegen de rechters van Amboina te procederen, mits hij een door
de
heer
Misselden en andere gelaste
Engelsen te noemen advocaat zou aanvaarden. Daarnaast moest de
fiscaal
instructies van Misselden ontvangen om het proces beter op te
zetten.
Tevens hebben HHM de namen van de aangestelde gedelegeerde
rechters,
van de fiscaal en zelfs de aan hen verstrekte commissies aan
Carleton
gegeven om te laten zien dat zij de zaak tot een goed einde willen
brengen.
Bij aanvang van het proces zijn die van Amboina door de gedelegeerde rechters onderzocht. De advocaat
Persyn is door Misselden zelf aangesteld tot adjunct van de
fiscaal. Ook is de informatie aan Misselden verstrekt. Slechts
de
confrontatie van de getuigen met de beklaagden van Amboina
moest nog gebeuren. HHM lieten aan de prudentie van Carleton over
of er reden was
te
klagen dat Z.M. deze rechtszaak niet zou hebben onderworpen aan de
jurisdictie van rechters in de Republiek. Wie justitie vraagt,
erkent
immers noodzakelijkerwijs de rechter van de beklaagde zonder dat
daar
submissie voor nodig is. HHM vertrouwen erop dat de ambassadeur
niet de
berechting van onderdanen van de Republiek zou willen toekennen aan
anderen dan hun overheid. Evenmin dat zij zouden worden veroordeeld
aleer te zijn gehoord, onderzocht of geconfronteerd of zonder enige
vorm
van in deze provincies gebruikelijke rechtsgang. Deze kan men niet
weigeren aan Nederlandse onderdanen.
Evenwel verzoeken zij Carleton zijn protest in te trekken en Misselden of anderen opdracht te geven voort te gaan met het verzamelen van de benodigde informatie. Ook moet hij bewerkstelligen dat de getuigen tegen de beklaagden hierheen worden gestuurd voor de confrontatie. Dan kan de kwestie rechtmatig worden afgesloten.
Anders zou Carleton kunnen denken dat HHM een geheel college van rechters hebben herroepen om rekenschap te geven van haar daden aan haar overheid (een zaak die nooit eerder is voorgevallen). De rechters zijn de zee overgestoken, hebben hun ambten en bezit verlaten, sommigen moesten zelfs hun vrouwen en kinderen achterlaten. HHM hebben rechters gedelegeerd, het proces geïnstrueerd en voortgezet en al het mogelijke bijgedragen. Zij hebben meer reden te protesteren en te verklaren dat het aan hen niet heeft gelegen dat Z.M. niet is tevredengesteld met een goede en spoedige rechtspleging.
1
Het in de Franse taal geschreven protest
is geïnsereerd in S.G. 3187
en in vertaling gedrukt
in:
Aitzema, S. & O. kwarto II,
596-597/folio I,
763.
2
Het in het Frans
geschreven contraprotest is geïnsereerd in
S.G.
3187 en gedrukt in:
Aitzema, S. & O. kwarto II,
597-598/folio I,
763-764.