25/08/1628, 24

 
English | Nederlands

24 Ambtman Johan Diderick van der Aer compareert. Krachtens zijn eerdere geloofsbrief van de Kleefse regering d.d. Emmerik [Emmerich] 14 juli heeft hij op 20 juli mondeling een propositie gedaan, welke hij nu schriftelijk indient.1
Zowel de keurvorst van Brandenburg als diens regering hebben dikwijls uiteengezet tot welke problemen de resoluties inzake de keurvorstelijke contributies en de kwestie van de vrijheer van Gent en diens dienaar Johan Retzer zullen leiden. Toch verwachten zij dat HHM hun nadelige besluiten uiteindelijk zullen intrekken, indien deze zoals volgt nader en juist worden beschouwd:
Het bondgenootschap met HHM is opgericht tot het behoud van de keurvorst, terwijl deze door de resolutie daarentegen in groot gevaar wordt gebracht. In het bondgenootschap is nadrukkelijk vastgesteld dat de contributies en andere voor de oorlog bestemde heffingen op uitvoerbare wijze bijeengebracht worden. Zoals eerder uitgebreid is aangevoerd is het huidige beleid van HHM daarmee in tegenspraak.
HHM doen alsof alles tot behoud van de keurvorst gebeurt, maar het is merkwaardig - en tussen bondgenoten ongehoord - dat zij in zijn nadeel niet in overleg met hem willen voortgaan maar deze veranderingen met geweld doorvoeren. Zowel het herstel van de ruiterij van de keurvorst als de inning van de overgebleven contributies behoeven geen grote haast, zodat deze tegen een bondgenoot gerichte resoluties niet zo spoedig zouden moeten worden uitgevoerd.
Door de gevaarlijke keizerlijke processen tegen de keurvorst is deze genoodzaakt uitstel te vragen. Daartoe heeft hij meer reden dan HHM, die eerder zelf inzake het vorstendom Gulik [Jülich] en onlangs na het verzoek van de keurvorst genoegzaam hebben vertraagd.
Indien nodig wil de regering namens de keurvorst in overleg met HHM een controleur over de contributies aanstellen. Deze zou HHM voldoende genoegdoening moeten geven. Meer kunnen HHM als bondgenoten niet van de keurvorst vragen. De Kleefse regering vraagt hun om hun resoluties aan te passen die in strijd zijn met de alliantie en nadelig voor de keurvorst. Tevens moeten zij het verzoek van de keurvorst aangaande de heer van Gent en anderszins inwilligen en de zaak uitstellen totdat de keurvorst de keizerlijke processen heeft afgehandeld. Ten slotte vragen zij om Johan Retzer niet langer de keurvorst en zijn landen te laten schaden en om hun aanbod aan te nemen.
HHM geven de propositie met enkele kopieën van eerdere brieven voor advies aan de RvS.

1 De propositie is geïnsereerd in S.G. 3187.