29/08/1628

 
English | Nederlands

29 - 08 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 De RvS adviseert over het op 24 aug. ingediende verzoek van Johan Hacket, commandant van Ravenstein. Het is ongebruikelijk zonder nauwkeurige specificaties ordonnanties te verstrekken voor wegens geheime diensten voorgeschoten onkosten en er wordt gezegd dat de declaratie zou zijn kwijtgeraakt. Desondanks vindt de Raad dat de suppliant 500 à 600 gld. moet krijgen, aangezien diens echtgenote heeft aangeboden onder ede te verklaren dat de onkosten en voorschotten 1.000 gld. bedragen.
Om volledig aan de aanspraken van de suppliant te voldoen, zeggen HHM hem 600 gld. toe, waarvan ordonnantie moet worden gedepêcheerd.

2 Resident Aissma schrijft d.d. Hamburg 9/19 aug. dat Wallenstein zich van Stralsund heeft teruggetrokken naar Brandshagen. Ook wordt de koning van Zweden met een aanzienlijk leger verwacht om de stad te ontzetten.

3 HHM depêcheren ordonnantie op de declaratie van de ten huize van Reeckener, waard in herberg de Toelast te 's-Gravenhage, gedane uitgaven van Loijs de Saulguer, heer van Ormois. Deze bedragen 546 gld. 14 st., waarbij een lening van 63 pond is inbegrepen.

4 De heren van Zeeland brengen opnieuw ter sprake dat de drost en magistraat van Bergen op Zoom nog steeds 10 st. heffen op iedere door hun stad rechtstreeks naar de ter begunstiging van de voorgenomen fortificaties verblijvende soldaten vervoerde ton Hollands of Zeeuws bier. De drost en magistraat hebben deze belasting in de door hen ingediende verklaring echter niet kunnen verantwoorden, zoals in de resolutie van 6 aug. is verzocht.
HHM schrijven die van Bergen op Zoom het onredelijk en onrechtmatig te vinden dat deze belasting wordt geheven op uit de Republiek afkomstige en slechts door of langs hun stad komende goederen, die rechtstreeks naar de legerplaats van de soldaten gaan. Zij gelasten hun om de belasting op Hollands en Zeeuws bier voorlopig af te schaffen totdat er anders wordt besloten. Bij weigering zullen HHM andere maatregelen treffen en deze door gouverneur Ryhoven laten uitvoeren.

5 Na resumptie van de gisteren bij het afscheid van Haersolte en Almeloe genomen resolutie, besluiten HHM de Staten van Overijssel ernstig aan te schrijven. Zij moeten hun quote in de twee maanden subsidie voor de koning van Denemarken vanwege het behoud van Glückstadt en in de 100.000 gld. voor de betaling van de kapiteins en matrozen op de binnenvaart spoedig opbrengen. Ook verzoeken zij de Staten om Haersolte en Almeloe niet lang in Overijssel op te houden, aangezien er tijdens hun afwezigheid geen afgevaardigden van hun provincie zijn en er over belangrijke kwesties geen definitieve besluiten kunnen worden genomen. HHM verzekeren de Staten dat hun gezag en voorrechten worden gehandhaafd, net zoals dat bij alle andere provincies gebeurt. Dit geldt ook voor het recht van het voorstellen van de monstercommissaris, welk ambt de RvS aan luitenant Coenraet Sloot heeft vergeven.

6 De RvS schrijft d.d. 's-Gravenhage 28 aug. conform de resolutie van 19 aug. inlichtingen te hebben ingewonnen, maar niet te hebben geconstateerd dat de vijand vanwege de bouw van de fortificaties bij Zandvliet een omslag heeft gemaakt voor de onder contributie staande gebieden in Brabant. Wel heeft de commandant van Zandvliet sporadisch wat ontvangen voor haver en hooi.
HHM laten de kwestie hierbij.

7 Jan Jansz., boekverkoper te Amsterdam, vraagt octrooi om zestien jaar lang exclusief de door dr. Guilhelmus Amesius, professor in de theologie te Franeker, geschreven werken Bellarminus Enervatus, Coronis ad collationem hagiensem1, Medulla theologica editionis tertie2 te mogen drukken. Verder verzoekt Jansz. octrooi op alle nog door Amesius te schrijven boeken, waarvoor hij wordt gevraagd om deze te drukken.
HHM verlenen de suppliant octrooi voor acht jaar, mits de boeken eerst door die van de theologiefaculteit te Franeker worden gecontroleerd en zij daarover worden ingelicht.

8 In een rekest meldt Dirck Scheij, soldaat onder kapitein Pieter Aertsz. van Braeckel, dat zijn met veel andere goederen ten onrechte door die van Keulen gestolen beitelaak in Rees is aangekomen. Hij verzoekt om zijn aak weer te mogen meenemen en HHM de commandant van Rees te laten gelasten om hem daarbij te helpen.
HHM schrijven de genoemde commandant om de aak aan de suppliant te laten teruggeven, behalve indien de huidige eigenaren gewichtige tegenargumenten aanvoeren welke hij denkt in aanmerking te moeten nemen. In dat geval moet de commandant HHM ervan op de hoogte stellen, terwijl de aak geconfiqueerd blijft.

9 In een rekest klagen Judith en Johanna, dochters van mr. Henderick Agilæus, dat ene Splinter Gerridtsz. van Voorn, deurwaarder en inwoner van Vught, hun onder Empel bij het fort Crèvecoeur gelegen land in bezit wil nemen en de supplianten benadelen. Zij verzoeken om een van de gouverneurs of commandanten van de nabijgelegen steden en forten te autoriseren om Splinter gevangen te nemen en de kwestie te berechten.
HHM geven het rekest aan de commandant van Crèvecoeur om informatie over de zaak te laten inwinnen en er acht op te slaan dat de supplianten geen onrecht wordt aangedaan.

10 De uit Rotterdam teruggekeerde Nobel bericht dat het eskader van vice-admiraal Lieffhebber ondanks alle gedane moeite vanwege een tekort aan bemanningsleden en door onwil van de aanwezige matrozen niet op zee kon worden gebracht. De kapiteins en andere onderofficieren klaagden dat de militaire discipline van de matrozen vanwege de weinig doortastende rechtspraak steeds verder is achteruitgegaan. Uiteindelijk zijn de belangrijkste problemen verholpen, maar nu heeft de op het schip van kapitein Meus den Boer aan boord gegane Lieffhebber op de valreep geklaagd dat dit schip geen zeilen en touwen heeft en lek is. Bovendien zou er ziekte onder de matrozen aan boord heersen. Enkele raden ter Admiraliteit zijn aangesteld om hierover informatie in te winnen.
HHM laten de kwestie voorlopig rusten.

11 Nobel brengt een brief ter tafel van commandeur De la Porte, gouverneur van Le Havre, d.d. 13 aug. aan de Admiraliteit in Zeeland . Hierin bericht De La Porte een aantal Nederlandse schepen in Le Havre te hebben laten confisqueren. Hij wil deze net zo lang vasthouden totdat kapitein Boudewyn is vrijgelaten. Deze Fransman is op commissie van Richelieu en met toestemming van de koning uitgevaren tegen zijn vijanden en in Zeeland aangehouden omdat hij op zee Nederlandse schepen heeft beschadigd.
HHM zullen een kopie van de brief aan hun gezanten in Frankrijk sturen. Daarnaast schrijven zij deze erover te klagen bij de raad van de koning en te vragen of het de bedoeling is dat de tegen de vijand uitvarende Franse kapiteins onder het voorwendsel van een commissie van de koning of een pascedel van Richelieu ook Nederlandse schepen veroveren of beschadigen. HHM zullen op een rechtmatige en geoorloofde manier voorkomen dat hun schepen hierdoor in Frankrijk worden aangehouden en in beslag genomen.

12 In een rekest meldt Joost Willemsz. Nieukercken, koopman te Amsterdam, dat de Nederlandse oorlogsschepen een schip van ongeveer tweehonderdvijftig last van schipper Jan Coppen uit Hamburg hebben aangehouden en naar de Admiraliteit in het Noorderkwartier gestuurd. Het uit Sint Lucas [Sanlúcar de Barrameda] in Spanje gekomen schip moest met zout en andere waren naar Hamburg of de Republiek varen. Nieukercken verzoekt het schip met lading na het opmaken van de inventarisatie en het stellen van een toereikende borg van het vonnis te ontheffen.
HHM geven het rekest aan het Admiraliteitscollege om te achterhalen aan wie het schip toebehoort. Aan de hand van haar bevindingen moet zij rechtspreken. Ook moet het College zorgvuldig onderzoeken of er in de lading staven zilver of gemunt geld verborgen is.

13 Huygens en Bruininx berichten conform de resolutie van 25 aug. naar Delft te zijn geweest. Daar hebben zij een demonstratie bijgewoond van een door Dominicus van Wesel uitgevonden instrument om havens, rivieren en grachten uit te diepen. Zij achten het een goede uitvinding. Iedere keer kan ermee een last zand of aarde van een diepte van negen voet onder de grond worden bovengehaald.
HHM verklaren dat het eerder aan Van Wesel verleende octrooi in werking zal treden. Zij verzoeken de RvS het instrument in dienst van het land te laten gebruiken.

14 De heren van Holland berichten dat niet kan worden aangetoond of het land aan de verpachting van het kwart zal winnen of verliezen, tenzij van jaar tot jaar met de verschillende pachters wordt afgerekend.
HHM schrijven de Admiraliteitscolleges om bij het aflopen van de pacht van 1627 met de pachters van het kwart af te rekenen. Dit geldt ook voor de pachters van 1627, indien deze nog niet hebben afgerekend.

1 De volledige titel luidt: Coronis ad collationem Hagiensem, qua argumenta pastorum Hollandiae adversus Remonstratium quinque articulos de divina praedestinatione, & capitibus ei adnexis, producta, ab horum exceptionibus vindicantur. Amsterdam, 1628.
2 Deze derde druk is in 1628 te Amsterdam verschenen.