18/09/1628

 
English | Nederlands

18 - 09 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 HHM nemen geen besluit over een brief met bijlagen van orateur Haga d.d. Constantinopel [Istanbul] 22 juli.

2 Soelen, Terestein, Overlander en Van der Lingen, afgevaardigden voor de uitdieping en verbetering van de Rijn en IJssel, compareren. Conform de resolutie van 22 dec. 1626, die van de RvS van 4 jan. 1627 en latere, gelijksoortige besluiten hebben zij met het leggen van de Vosselsche krib aan het Kleefse gebied bij Schenkenschans ['s-Gravenwaard] en het plaatsen van een hoofd aan de kant van Malburgen geprobeerd meer water van het begin van de Rijn stroomafwaarts en onder IJsseloord te laten stromen. Vanwege het hoge water en een tekort aan levend rijswaardenhout hebben de afgevaardigden de overige punten van de resoluties niet kunnen uitvoeren, al hadden HHM daaraan een miljoen gulden willen besteden. De resolutie van 25 aug. over de extra verlenging van de Vosselsche krib en het herstel van de oude bij het Kleefse Spui gelegen krib hebben zij ontvangen nadat zij huiswaarts waren gekeerd. Ook menen Van Soelen, Terestein en Overlander dat men de Vosselsche krib nog niet moet verlengen, maar het resultaat hiervan moet afwachten. Als men met teveel geweld opereert, kan de stroom van de Waal en de Nederrijn daardoor gevaar lopen. Van der Lingen beweert echter dat de krib op de genoemde lengte moet worden gelegd, omdat deze anders geen nut zou hebben. Hij onderbouwt zijn bewering met de gezworen verklaring van mr. Pieter, een oud en deskundig werkmeester. Hoewel er tegen het herstel van de oude krib enkele bezwaren kunnen worden aangevoerd, staan de afgevaardigden gezamenlijk achter de genoemde resolutie van HHM. Zij verzoeken echter de betaling van de benodigde 5.000 gld. te regelen. Verder vragen de afgevaardigden enkele plaatsvervangers aan te stellen om te zijner tijd de werken te voltooien.
De heren van Utrecht verzoeken de afgevaardigden om het rapport op schrift te stellen zodat zij een kopie daarvan aan hun lastgevers kunnen sturen. Verder willen zij dat de Vosselsche krib alsnog met tien à twaalf roeden wordt verlengd en dat de oude krib aan Kleefse zijde wordt hersteld. Hun provincie zou onrecht zijn aangedaan, aangezien niet alle punten van de resoluties van 22 dec. 1626 en 4 jan. 1627 zijn uitgevoerd. De heren verklaren geen subsidie van hun lastgevers voor het werk te verwachten: deze zouden genoodzaakt zijn zichzelf te helpen.
HHM laten deze winter met het verlengen van de Vosselsche krib wachten en de oude krib zo spoedig mogelijk herstellen. Zij verzoeken de afgevaardigden dit uit te voeren en verzekeren hun van het daartoe benodigde geld.

3 Een brief van de Admiraliteit te Amsterdam d.d. Amsterdam 15 sept. behoeft geen resolutie.

4 In een brief d.d. Emmerik [Emmerich] 11 sept. draagt de Kleefse regering conform het antwoord van HHM op de propositie van ambtman Aher twee personen voor. HHM kunnen een van hen kiezen als controleur in plaats van Johannes Retzer.
HHM geven de brief voor advies aan de RvS.

5 De Kleefse regering bericht d.d. Emmerik [Emmerich] 14 sept. over de door de commandant aangehouden keizerlijke commissarissen.
HHM stellen een besluit hierover uit totdat zij dit met Z.Exc. hebben besproken.

6 Op verzoek van Lucia van Hoogenstein, weduwe van Pieter van Brouchoven, geven HHM haar toestemming twee weken in Brabant te verblijven om haar zaken te doen. Daarna keert zij terug naar de Republiek om de beroepszaak tegen een groep ruiters uit Bergen op Zoom voort te zetten. De twee weken gaan in zodra de weduwe uit Nederland is vertrokken.

7 Op verzoek van de afgevaardigden van de Ommelanden geven HHM hun een afschrift van de op 16 sept. door de afgevaardigden van de stad Groningen ingediende remonstrantie. Die van de Ommelanden menen dat de remonstrantie dient om de overige geschillen tussen hen en de stad te vertragen en reeds overeengekomen zaken weer in twijfel te trekken.

8 De Gedeputeerde Staten van Friesland nomineren d.d. Leeuwarden 8 aug. Walta als raad van State.
Als Walta de eed heeft afgelegd, zullen HHM commissie voor hem depêcheren.

9 Baudewyn de Man c.s. verzoeken een kopie van het door de Admiraliteit te Rotterdam gegeven antwoord over haar behandeling van de zaak tussen Bernardo Cardoso, Caspar Febos en Willem Bouwensz. Keert de Koe en de supplianten.
HHM wijzen dit verzoek af. Conform hun eerdere resolutie stemmen zij in met een mandement tot herziening van het vonnis van het College.

10 De RvS adviseert d.d. 14 sept. over het op 26 aug. ingediende rekest van de weduwe van overste Valckenburch. Het daggeld van haar man is op dezelfde voet berekend als bij de andere kapiteins. Aangezien hij zijn soldaten op voldoende sterkte echter enkele dagen heeft moeten onderhouden en zijn compagnie door onweer en vorst niet eerder naar het rendez-vous kon brengen, zou de suppliante voor al haar aanspraken nog eenmalig 300 gld. tegoed hebben.
HHM nemen dit advies over en laten van dit bedrag ordonnantie voor de suppliante depêcheren.

11 Op verzoek van de heren van Holland en Zeeland geven HHM hun een kopie van de propositie [d.d. 16 sept.] van de heer Rostock, afgevaardigde namens de burgemeesters en raad van Stralsund.

12 HHM lezen een namens orateur Haga ingediend rekest. De Admiraliteit te Amsterdam heeft tot nog toe diens traktement niet betaald, ondanks een ernstig schrijven van HHM en daaropvolgende inspanningen. Haga verzoekt ontvanger-generaal Doublet te gelasten het traktement per ommegaande te betalen.
HHM laten Doublet het traktement betalen, mits hij dit inhoudt op de eerstvolgende betaling aan het Amsterdamse College.

13 In een memorie verzoekt Joost Brasser een wisselbrief van 10.000 rijksdaalder te betalen. Hij heeft dit bedrag op verzoek van HHM aan commissaris Hoogenhouck gegeven.
HHM laten Brasser eerst hun resolutie van 12 sept. navolgen inzake het verstrekken van kwitanties en stukken.

14 De heren van het Kwartier Nijmegen melden dat HHM op 9 sept. hebben besloten om de Admiraliteit te Rotterdam te laten reageren op de klacht van kooplieden en andere inwoners van de stad Nijmegen. Dit is echter nog niet gebeurd.
HHM schrijven het College nogmaals om hierover zo spoedig mogelijk te berichten.

15 Naar aanleiding van de herhaalde klachten van de aannemers van de fortificatiewerken langs de IJssel verzoeken HHM de Staten van Gelderland , Holland , Utrecht en Overijssel onderling hun aandeel in de lening van het benodigde geld overeen te komen.
De heren van Gelderland laten weten hierover nader aan hun lastgevers te hebben geschreven, waarna HHM de zaak voorlopig laten rusten.