25/09/1628, 1

 
English | Nederlands

1 Meeus Maertensz. de Haes, burger van Rotterdam, verzoekt een verklaring over de op 4 maart aan hem verleende akte van relief. Hij wil weten of hij vanwege zijn nalatigheid in het lopende proces tegen Frans Coopman slechts de gerechtskosten moet betalen vanaf de afwijzing van het verweer en zijn verkregen uitstel om op de eis te antwoorden totdat hij bij verstek is veroordeeld. Ook wil de suppliant weten of HHM vinden dat de in de akte genoemde renten moeten worden uitgebreid tot enkele ordinaris daggelden of zelfs maandgelden, of slechts tot de door Coopman aan te tonen door de nalatigheid misgelopen renten. Ten slotte vraagt De Haes HHM hoeveel hij in het algemeen aan kosten en renten voor zijn nalatigheid zou moeten betalen.
HHM geven het rekest aan de tegenpartij om daarop binnen acht dagen te reageren.