06/10/1628

 
English | Nederlands

06 - 10 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 In aanwezigheid van Z.Exc. bericht Essen conform de resolutie van HHM de door de administrator van Maagdenburg en de resident van Z.M. van Denemarken ingediende memorie te hebben onderzocht. Deze behelst twee punten:
I Zij verzoeken spoedig vierduizend soldaten te krijgen voor het ontzet van Krempe en twee andere belangrijke ondernemingen en beloven deze na gedane zaken terug te sturen.
II Zij verzoeken deze soldaten tijdens de genoemde ondernemingen namens HHM te laten onderhouden, van munitie te voorzien en de benodigde schepen en oorlogsmaterialen te transporteren.
De administrator en de resident hebben schriftelijk verklaard dat er veel voordelen kleven aan het behoud van Krempe, terwijl het verlies van de stad nadelige gevolgen zal hebben voor Z.M. en dientengevolge voor de Republiek.
Op advies van Z.Exc. wijzen HHM het verzoek van de administrator en de resident af. Daarbij verklaren zij niet te kunnen toestaan dat er in de Republiek of langs haar grenzen soldaten worden geworven.

2 HHM nemen geen besluit over een brief van de gezanten uit Frankrijk d.d. Parijs 23 september.

3 Naar aanleiding van de brief van de burgemeesters en raden van Amsterdam d.d. 5 okt. en van Hoorn d.d. Hoorn 30 sept. verlenen HHM de schippers en reders van de in Bayonne aangehouden schepen De Muis, De Fortuin en Den Rooden Leeu, alsmede de kooplieden die hun goederen in deze schepen hebben geladen, voorschrijven aan de Franse koning, Richelieu en de gezanten in Frankrijk. Dit opdat de schippers en kooplieden hun schepen en goederen mogen terugkrijgen.

4 Een brief van de gezanten in Engeland d.d. Portsmouth 31 aug. behoeft geen resolutie.

5 Ambassadeur Joachimi compareert en bericht de volgende punten:
I Conform zijn last heeft Joachimi de koning beloofd dat de afgevaardigden van de VOC in september naar Engeland komen, mits de drie Oost-Indiëvaarders worden vrijgelaten. Deze afgevaardigden zouden daar in aanwezigheid van de ambassadeurs de geschillen met de Engelse Oost-Indische Compagnie bijleggen.
II De kapiteins van staatse oorlogsschepen laten in Engelse havens of op reden aldaar schepen visiteren door de Engelsen. Soms staan zij toe dat Engelse matrozen van hun schip worden gehaald, waardoor de bemanning afneemt. Deze gang van zaken schaadt de goede naam van de Republiek.
III Wanneer de konvooiers van Nederlandse koopvaardijvaarders Engelse oorlogs- of kaperschepen tegenkomen, gedogen zij soms dat deze worden aangehouden en naar Engeland gebracht, waar zij worden onderzocht. Dit gebeurt ook wanneer de konvooiers het zouden kunnen voorkomen. Joachimi raadt HHM aan dit in acht te nemen.
HHM bespreken deze punten in aanwezigheid van Z.Exc. en besluiten erop als volgt:
I De Heren Zeventien wordt geschreven de belofte van de ambassadeurs aan Z.M. na te komen door enkele afgevaardigden naar Engeland te sturen. Hun moet worden gelast in aanwezigheid van de Nederlandse ambassadeurs de geschillen tussen de VOC en de Engelse Compagnie bij te leggen, conform de toezegging aan Z.Exc. inzake de vrijlating van de drie geconfisqueerde Oost-Indiëvaarders. Hierop zijn ook de beloften van de ambassadeurs gebaseerd. De kosten van de afvaardiging zijn voor de VOC.
Inzake punt II en III wordt aan alle Admiraliteitscolleges geschreven hun scheepskapiteins strikt te gelasten niet te gedogen dat hun schepen in Engelse havens of op reden aldaar door de Engelsen gecontroleerd worden. Evenmin mogen Nederlandse koopvaardijschepen op zee door iemand worden toegeëigend. De scheepskapiteins moeten hun uiterste best doen deze schepen tegen geweld en ongeluk te beschermen.
HHM laten Essen, Van der Dusse, Beaumont, Gerestein, Eysinge, Haersolte en Schaffer de beveiliging ter zee en de verdeling van de schulden van de Admiraliteitscolleges bespreken.