11 - 11 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Essen en de andere afgevaardigden berichten dat de aanwezige
gedeputeerden van de Admiraliteiten hun een kostenraming van
de
Admiraliteit te Dokkum
voor 1629 hebben gegeven. Daarnaast hebben deze een raming
ingediend
waarmee de staat van oorlog te water voor 1629 zou worden
belast:
I De soldij van de vierhonderd soldaten die conform de resolutie van 20 okt. de vier voor de kust [van
Vlaanderen] en de kruisers van
Het Kanaal bestemde
compagnieën zullen versterken.
II De koop, uitrusting en negen maanden onderhoud van vijf voor de beveiliging van de zeegaten bestemde jachten.
III Een in het leger gebruikte pleit van de
Admiraliteit in Zeeland
, welke het huidige jaar is weggelaten uit de genoemde staat.
IV Drie nieuwe binnenschepen en twee fregatten tegen een vijandelijke inval over de rivieren in
Holland,
Zeeland en
Brabant.
De afgevaardigden vragen ten slotte of de op zee dienende soldaten servitiën moeten krijgen.
HHM zullen het overzicht van het College te Dokkum en het verzoek om drie schepen en twee fregatten ten behoeve van een betere beveiliging van de Hollandse, Zeeuwse en Brabantse rivieren nader onderzoeken. Een besluit over de servitiën wordt uitgesteld. HHM vragen de aanwezige afgevaardigden te bespreken hoeveel er kan worden bespaard door de afdanking van twee schepen op de
Bovenrijn in het winterseizoen en hoeveel er op andere manieren kan
worden
afgetrokken van de extra kosten waarmee de staat van oorlog te
water
over 1629 wordt belast.
2
De
president bericht met Z.Exc. te hebben gesproken over het voorstel van
Opte Noort om de op de
Bovenrijn tussen
Schenkenschans
['s-Gravenwaard] en
stroomopwaarts tot aan de beek gelegen binnenschepen
gedurende het winterseizoen enkele maanden af te danken. Z.Exc.
meent
dat twee van de zes schepen mogen worden afgedankt, maar dat er een
schip boven
Rees, een voor het
Kalkarse
Gat een voor
Emmerik
[Emmerich]
en een voor
Griet moet blijven liggen.
HHM nemen dit over.
3
De
president bericht dat
Lopes erop
aandringt een antwoord te krijgen op zijn op 10 nov. ingediende
verzoek.
HHM zullen dit verzoek onderzoeken en erover besluiten zodra daartoe gelegenheid is.
4
HHM resumeren de artikelbrief en instructie voor de op zee dienende admiraal, vice-admiraal, kapiteins, luitenanten, edellieden, schippers, officieren, soldaten en gewone matrozen. Ook bespreken zij de twee concepten van de extra instructies voor de kapitein en schrijver naast hun verplichtingen conform de genoemde artikelbrief voor scheepsofficieren.
Voordat HHM een definitief besluit over deze concepten nemen, vragen zij de mening van Z.Exc. erover.
5
De
Admiraliteit te Amsterdam
verzoekt vijf oorlogsschepen voor het konvooieren van de uit haar haven naar
Frankrijk,
Engeland en in het noorden en oosten
gelegen steden vertrekkende koopvaardijschepen.
HHM geven dit verzoek voor advies aan de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteiten.
6
Conform het op 9 nov. opgestelde advies van de RvS over het rekest van
Jacques de Jonge verlenen HHM hem gedurende een halfjaar een vrijgeleide voor
Vlaanderen, waar de meeste van zijn schulden zijn
gemaakt.
7
Op verzoek van
Phillips Vogel,
Johan Hack en
Burchardt Gruyter, burgers van
Ratingen, verlenen HHM hun gratis paspoort om met hun bagage
huiswaarts
te mogen gaan.
8
De gedelegeerde rechters in de zaak
Amboina
[Ambon] antwoorden d.d. 's-Gravenhage 11 nov. op de brief van HHM van
18 okt. aangaande het overzenden van enkele onderdanen van de
koning van Engeland. Deze hebben
getuigd tegen de aangeklaagde rechters van Amboina.
HHM zullen de brief van de gedelegeerde rechters bespreken met ambassadeur
Joachimi en diens mening erover horen.
9
In een rekest meldt
Phillips Godines, heer van Cantecroy, Mortsel en Eegem [Edegem], deze
heerlijkheden op 17 april 1627 door een beschikking van de Raad van
Brabant te
Brussel te hebben
gekocht
van
Johan Maes. Laatstgenoemde had
een schuld
aan de Amsterdamse koopman
Jacob
Petersz., die de huidige bezitter Godines voor de
Raad van Brabant
in
's-
Gravenhage heeft gehaald. Dit heeft ertoe
geleid
dat de genoemde heerlijkheden door de Raad van Brabant hier opnieuw
zijn verkocht, terwijl dit reeds eerder in Brussel was gebeurd.
Godines heeft het bevel hiertoe ontvangen. Hij verzoekt HHM te
gelasten dat Jacob Pietersz. hem ongestoord de
heerlijkheden laat bezitten. Zij moeten toestaan dat Godines de
voordelen van de genoemde
koop mag genieten.
Voordat HHM hierover besluiten, geven zij het rekest voor advies aan de Raad van Brabant in 's-Gravenhage.
10
Een brief van agent
Brederode d.d. Bazel 28 okt. behoeft geen resolutie.
11
HHM wijzen het verzoek af van
Samuel van de Geer, koopman te Amsterdam, om vijftig zakken hop en tien last
Frans zout aan de koninklijke commissaris
Key
van Ansfelt in
Glückstadt te mogen
sturen
zonder uitgaand konvooi te betalen.
12
HHM geven het antwoord van
Joost Brasser op de op 24 okt. ingediende memorie van secretaris
Gunter vanwege diens vertrek aan
resident
Schultetus. Deze moet
erop reageren.
13
Sijmon Lievensz. verzoekt betaling van 100 rijksdaalder van het maandelijks
aan de
koning van Denemarken
toegezegde
subsidie omdat hij met zijn schip levensmiddelen van
Glückstadt naar
Husum heeft
vervoerd.
HHM geven het rekest aan resident
Schultetus om erop te reageren.
14
Floris Lieves, schipper uit Makkum, verzoekt betaling van 157 rijksdaalder
van de maandelijks aan de
koning van
Denemarken toegezegde subsidie omdat hij in zijn schip
levensmiddelen van
Glückstadt naar
Bremen heeft vervoerd en is teruggekeerd naar
Glückstadt om de paarden van de koning daarvandaan naar
Husum
te
brengen.
HHM geven het rekest aan resident
Schultetus om erop te reageren.
15
Naar aanleiding van het bericht van thesaurier-generaal
Johan van Goch via de
griffier laten HHM
ordonnantie depêcheren op
de declaratie van ambassadeur
Joachimi
vanwege diens tussen 29 sept. 1626 en 28 maart gedane voorschotten.
Joachimi
ontvangt daarbij de 50 pond sterling die hij gedurende twee en een
half
jaar
heeft moeten betalen voor het onderhoud van de predikanten in
Engeland.
Post prandium
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: | |
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
16
Walta en thesaurier-generaal
Van
Goch compareren. Zij berichten dat de
fiscaal in hun aanwezigheid
Philippe de la Mangerye heeft
verhoord. Deze soldaat van de compagnie van kapitein
Saldaigne heeft zich is in
Frankrijk vaandrager van het regiment van
D'Estuyaux genoemd. De la
Mangerye is verhoord
omdat hij in die hoedanigheid tegen enkele heren in
Parijs
en tegen de
koning in het leger
voor
La Rochelle heeft gezegd te zijn gezonden door
alle
Franse officieren in staatse dienst. Hij zou hun hebben bericht dat
de
graaf van Laval met achttien
kaperschepen uit
Zeeland was weggevaren om met de
Engelse vloot
La Rochelle te helpen. De gevangene
ontkent dit echter te hebben gezegd.
Conform de resolutie van HHM hebben Walta en Van Goch ambassadeur
De Beaugy gevraagd om het verhoor zelf bij te wonen of daartoe in
ieder geval iemand te sturen. De ambassadeur heeft dit echter
geweigerd
en gezegd alles toe te vertrouwen aan de heren Staten. Na het
verhoor
hebben zij de ambassadeur op de hoogte gebracht van de verklaring
van
de gevangene. Daarnaast hebben zij hem voorgesteld om de gevangen
soldaat in zijn logement te laten verblijven zodat hij afzonderlijk
nader door de ambassadeur kan worden ondervraagd. Ook dit heeft
De
Beaugy geweigerd met de verklaring erop te vertrouwen dat de
soldaat niets anders
zou
zeggen dan hij nu al heeft gedaan. Hij zal een kopie van de
verklaring aan zijn koning sturen.
HHM zullen hun ambassadeurs in Frankrijk hierover berichten en hun een kopie van de verklaring sturen, opdat deze informatie in het grootste voordeel van de staat kan worden aangewend. De soldaat blijft zonder voortzetting van zijn zaak in hechtenis totdat er een antwoord van de ambassadeurs is gekomen.