15/11/1628

 
English | Nederlands

15 - 11 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Stoffel Barentsz., poorter van Rotterdam, verzoekt een akte te verlenen om de Admiraliteit te Rotterdam te machtigen hem 24 pond per maand te doen betalen. Dit ter compensatie van de grote schade die hij heeft geleden door het afgraven van zijn landen omtrent Bergen op Zoom ten behoeve van de bouw van de verdedigingswerken. Zo niet, dan vraagt Barentsz. in ieder geval om betaling van drie à vier maanden.
HHM verzoeken het College de suppliant bij de eerste mogelijkheid in een geschikte functie aan te stellen. Zij machtigen het College de suppliant intussen een maandtraktement te laten betalen waarvan hij zichzelf en zijn vrouw en kinderen redelijk kan onderhouden.

2 HHM nemen geen besluit over een brief van de gezanten in Frankrijk d.d. Parijs 31 okt. over de onderwerping van La Rochelle.

3 De heer Frormigieres, grootprior van Toulouse, schrijft d.d. Metz 21 okt. dat veertig à vijftig ruiters van het in Lünen gelegerde garnizoen enkele paardenkopers uit Metz hebben beroofd van 46 gld. en elf paarden. Frormigieres vraagt deze te vergoeden en de klachten te verhelpen.
HHM geven de brief aan de RvS om erover te beslissen.

4 Resident Aissma bericht d.d. Hamburg 22 okt. conform eerdere last een wisselbrief van 10.300 rijksdaalder voor betaling van het garnizoen te Glückstadt te hebben getrokken op ontvanger Reael.
HHM verzoeken de heren van Holland conform de resolutie van [10 okt.] aan Reael te gelasten de wisselbrief te accepteren en op de vervaldag te betalen.

5 Agent Mibassen bericht d.d. 7 en 10 nov. onder meer dat de vijand de zee onveilig maakt en dagelijks veel prijzen naar de havens van Vlaanderen brengt. De staatse oorlogsschepen komen hun plicht daartegen [op te treden] niet na en verblijven langdurig in Engeland onder het voorwendsel schoon te maken.
HHM geven de twee brieven aan de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteiten. Zij moeten onderzoeken welke nadere maatregel men kan treffen om de scheepskapiteins hun plicht te laten vervullen, opdat de dienst van het land niet langer wordt veronachtzaamd waardoor de Nederlanders op zee ten prooi worden gelaten aan de vijand.

6 HHM nemen geen besluit over het antwoord van de Raad van Brabant d.d. 's-Gravenhage 14 nov. op de brief van 11 nov. aangaande de heerlijkheid Cantecroy.

7 De in Oostende gevangenzittende kapitein Claes Symonsz. Suerbier verzoekt te worden betrokken bij de gevangenenruil. Hij wil een vrijgeleide krijgen om naar de Republiek te komen en daar zijn zaken af te handelen.
HHM verklaren hierop voorlopig niet te kunnen ingaan.

8 HHM lezen het rekest van Cornelis Jacobsz., schipper uit Edam. Hij heeft in Duinkerke gevangengezeten en is op borgtocht vrijgelaten op voorwaarde te regelen dat de in Enkhuizen gevangenzittende Willem Willemsz. uit Duinkerke ook zou worden vrijgelaten. Hij verzoekt HHM hiervoor toestemming te geven.
HHM kunnen hierop voorlopig niet ingaan.

9 Het verzoek van Femmitgen Arents om een bijdrage in haar onderhoud geven HHM aan de RvS. Deze mag hierover besluiten.

10 De afgevaardigden van de burgemeesters, raad, taalman en gezworen gemeente van Groningen compareren. Zij melden in opdracht van hun lastgevers d.d. 26 okt. te zijn gekomen om de geschillen tussen stad en Ommelanden af te handelen. Deze zijn gerezen over de uitvoering en interpretatie van de uitspraak van HHM van 17 juni aangaande het vinden van het benodigde geld voor de quoten van Groningen in de oorlogslasten. Daarnaast tonen de afgevaardigden een kopie van hun aanstelling en verzoeken zij na de aankomst van de heren van Ommelanden spoedig hun kwestie te behandelen.
HHM wachten de komst van de heren van Ommelanden af om te beginnen met de besprekingen.

11 De afgevaardigden van de Landschap Drenthe dienen een remonstrantie in als nader bericht over het op ... 1 gelezen advies van de RvS. 2
HHM geven de remonstrantie voor nader advies aan de Raad.

12 De RvS adviseert d.d. 14 nov. over de op 19 okt. aan Z.Exc. geschreven brief van kapitein Erentruyter. Deze brief betrof de toestemming van de Staten van Friesland aan kapitein Roussel om in dienst van de koning van Denemarken te gaan, Roussels werving van soldaten voor Z.M. en het op eigen gezag tegen de keizer inzetten van staatse soldaten.
Conform het advies van de Raad schrijven HHM de Staten van Friesland het merkwaardig te vinden dat deze kapitein Roussel verlof hebben gegeven om in buitenlandse dienst te gaan en soldaten te werven voor de koning in plaatsen waar staats volk gemakkelijk kan overlopen. Zij verzoeken de Staten zich net als de andere provincies te houden aan hun resolutie waarin verboden wordt tegelijkertijd twee heren te dienen. Daarnaast moeten de Staten de voortzetting van de buitenlandse dienst niet toestaan aan de genoemde kapitein, anders zal zijn staatse compagnie hem worden ontnomen. Aangaande de overige punten blijven HHM bij hun gisteren genomen besluit hierover.

13 De RvS adviseert d.d. 9 nov. over het rekest van luitenant-generaal Stakenbrouck. Deze verzoekt voortzetting van de hem als commissaris-generaal van de cavalerie vanwege zijn buitengewone inzet in 1624 toegezegde 100 gld. per maand.
Conform het advies van de Raad wijzen HHM het verzoek af. Zij betalen de 100 gld. per maand immers aan de graaf van Stirum, de opvolger van Stakenbrouck als commissaris-generaal, die sindsdien ook de lasten van de buitengewone inzet op zich heeft genomen.

14 HHM horen de beweegredenen van Joachimi over de op 11 nov. in zijn handen gekomen brief van de gedelegeerde rechters in de zaak Amboina [Ambon].
Na resumptie van deze brief en lezing van het rekest van de beschuldigde voormalige rechters en raden van Amboina sturen HHM een kopie van deze stukken aan hun ambassadeurs in Engeland. Deze moeten zich bij de koning en diens raad tot het uiterste inspannen opdat de Engelse aanklagers van de genoemde beschuldigden naar de Republiek worden gestuurd, zodat deze nader gehoord en desnoods geconfronteerd kunnen worden. Anders moeten de ambassadeurs de koning vragen om zijn ministers in de Republiek te machtigen in de zaak van de beschuldigden te laten concluderen en recht te verzoeken over de door hen ingeleverde stukken. Daarbij moeten de ambassadeurs nadrukkelijk verklaren dat het onmogelijk is dat de aanklagers langer van huis, vrouw en kinderen zullen blijven dan enkele beschuldigden die dit al jarenlang zijn. Laatstgenoemden beginnen wanhopig te worden en beschuldigen de regering van misbruik, aangezien men hun geen recht laat krijgen.

15 Beaumont en Ploos berichten conform de resolutie van 6 nov. over hun bespreking van de aan ambassadeur Oosterwijck gegeven last van 12 april en 28 mei. Deze betreft diens proposities om het toegezegde subsidie van Venetië te krijgen. De ambassadeur heeft in zijn propositie niet aangestipt dat HHM verdere weigering of uitstel van betaling slechts kunnen beschouwen als een bewijs dat Venetië het bondgenootschap niet langer wil voortzetten.
HHM laten de kwestie hierbij. Zij wachten af hoe de situatie in Italië zich zal ontwikkelen nu de hertog van Mantua de bescherming van de keizer heeft geaccepteerd.

16 Secretaris Huygens compareert. Namens de RvS meldt hij dat deze conform de last van HHM de gisteren in zijn handen gekregen remonstrantie van de Admiraliteit te Amsterdam heeft onderzocht. De Raad heeft achterhaald dat er geen paspoort is aangetroffen voor de in Groenlo geconfisqueerde goederen, zodat het beheer ervan krachtens eerdere resolutie van HHM aan de krijgsraad te Groenlo toekomt. De Raad meent dat de advocaat-fiscaal geen informatie hoeft in te winnen, maar dat de remonstrantie met bijlagen aan de genoemde krijgsraad moet worden gegeven. De krijgsraad moet zo spoedig mogelijk berichten over deze zaak en intussen mogen in beslag genomen goederen niet worden verkocht. Indien dit al is gebeurd, dan mogen de inkomsten hiervan niet worden verdeeld totdat er nader is besloten na het genoemde bericht.
HHM nemen dit advies over.

1 De datum is weggelaten.
2 De remonstrantie ontbreekt in S.G. 53 en S.G. 3187.