16/12/1628

 
English | Nederlands

16 - 12 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 HHM lezen de brief d.d. Hellevoetsluis 15 dec. van Nobel over de bestraffing van de gewelddadigheden van de matrozen op de aldaar gelegen oorlogsschepen van dit land, mede lettend op de door de extraordinaris gedeputeerden van Holland ingediende propositie.
HHM laten Eck en fiscaal Sille zo spoedig mogelijk naar Hellevoetsluis afreizen om samen met Nobel informatie in te winnen over de door de matrozen gepleegde excessen. Tegen de grootste overtreders moet streng worden opgetreden en zij moeten voor een proces hierheen worden meegenomen. De voorgenomen reis van de schepen mag hierdoor echter geen vertraging oplopen. Z.Exc. zal door Eck worden verzocht om de commandant over het garnizoen te Brielle te ordonneren en te machtigen om de gecommitteerden bij het uitvoeren van hun commissie desgewenst met sterke hand terzijde te staan.

2 Het verzoek van Gerrardt van Brouchoven om een paspoort voor hem en zijn dienaar totdat het wordt herroepen, gaat naar de RvS voor advies.

3 Naar aanleiding van het verzoek van de Franse ambassadeur De Beaugy dat is gefundeerd op brieven van de koningin-moeder d.d. 22 nov., staan HHM Roryce, paardenkoper voor de stal van de koningin, of aan Robert du Mom, zijn facteur, de uitvoer van vijftig paarden over land of water toe. Zij zijn daarover geen konvooien of licenten verschuldigd.

4 De voormalige rechters en raden van Amboina [Ambon] verzoeken recht te worden gedaan.
Zij moeten het antwoord van de extraordinaris gezanten te Londen op de laatste brieven van HHM afwachten.

5 Naar aanleiding van het rapport van Bas en andere gedeputeerden keuren HHM het gisteren met Van Leuwen en Pauwel de Willem gesloten conceptcontract betreffende het overmaken van 100.000 gld. naar Glückstadt goed. De provincies wordt opnieuw serieus verzocht de overeengekomen betalingstermijnen van hun quoten in het subsidie aan de koning van Denemarken nauwkeurig in acht te nemen. Alle provincies beloven dit.

6 HHM lezen het verzoek van de gezworenen en de ingelanden van Kruisland bij Steenbergen, die vasthouden aan het proces voor HHM in cas van oppositie op en tegen de gezworenen en gecommitteerden van het Oude Land, in verband met de door hen uit kracht van het octrooi geheven omslagen op en over de landen van de supplianten. Ze verzoeken HHM de gecommitteerden van het Oude Land te belasten om de supplianten te verschonen van alle omslagen en de aangevangen executies te staken, in afwachting van de beslissing van HHM in deze zaak, na eerder advies van de RvS.
HHM verbieden die van het Oude Land van de supplianten omslagen in te vorderen en ordonneren om de reeds aangevangen invorderingen op te schorten totdat op advies van de RvS en met kennis van zaken een beslissing is genomen.

7 De RvS maakt HHM de inhoud van de brief bekend van ritmeester Georg Ernst, graaf van Stirum, die met zijn compagnie op Gelderland is gerepartieerd. Hij beweert van de kwartieren Nijmegen en de Veluwe zes maanden soldij tegoed te hebben voor zijn compagnie en verzoekt om maatregelen.
HHM zullen het Hof van Gelderland schrijven om opdracht te geven tot betaling van deze compagnie.

8 HHM lezen de memorie van kapitein Douglas. Deze verzoekt ten eerste om de bepalingen in twee contracten die met HHM zijn gemaakt na te komen en hem dienovereenkomstig de beloofde 12.000 gld. te betalen. Ten tweede verzoekt hij HHM deze winter enkele door hem uitgevonden wapens te laten vervaardigen. Hij wil er zelf wel op toezien dat dit goed gebeurt, op voorwaarde dat HHM de daglonen van de arbeiders regelen.
De binnengeroepen ontvanger-generaal wordt aangezegd om de 12.000 gld. te betalen die Douglas toekomen. Het tweede punt wordt in beraad gehouden.

9 Op het verzoek van Steven Groulaert, die last en procuratie heeft van commissaris Cracou, wordt de binnengeroepen ontvanger-generaal aangezegd de ordonnantie op de declaratie van Cracou te betalen.

10 De Admiraliteit te Amsterdam antwoordt d.d. Amsterdam 15 dec. op de brief van HHM d.d. 12 december. Ze zou vice-admiraal Berchum graag het schip Frederick Hendrick toekennen, maar hij tolereert kapitein Brederode niet op dit schip, die door middel van een resolutie van het College dit schip is toegekend. Brederode is reeds begonnen dit schip te voorzien van volk en levensmiddelen.
Na inwinning van het advies van Z.Exc. schrijven HHM de Admiraliteit Berchum met dit en Brederode met een ander schip uit te rusten, om alle misverstanden tussen hen te voorkomen.

11 HHM hebben op 27 okt. op eerder advies van de Admiraliteiten besloten twee oorlogsschepen met twee zeiljachten die ook geschikt zijn om te roeien naar de kust van Spanje te sturen, nadat de eerste vloot van de vendangevaarders alhier is gearriveerd. De schepen moeten daar een groot aantal gevangengenomen Spanjaarden ophalen en hier vasthouden, om des te veiliger het recht van voetspoeling gericht tegen vijandelijk scheepsvolk te kunnen uitvoeren.
HHM zullen Z.Exc. verzoeken en machtigen deze resolutie uit te voeren.

12 Op het derde punt van de beveiliging ter zee d.d. 20 okt. is besloten dat Z.Exc. vier compagnieën van honderdvijftig koppen ordinaris in dienst van HHM zal ordonneren te versterken met honderd koppen om deze in te zetten op de schepen voor de kust van Vlaanderen en op de kruisers in Het Kanaal. De soldij en de kosten voor proviand van deze versterking zullen worden gehaald uit het hiervoor bestemde eerste miljoen. De colleges zullen desondanks gehouden blijven de genoemde schepen van het opgedragen aantal matrozen te voorzien.
HHM zullen Z.Exc. machtigen deze resolutie uit te voeren.

13 Essen en andere gedeputeerden hebben in aanwezigheid van Z.Exc. besprekingen gevoerd met Joachimi. Ten eerste over de Oost-Indische Compagnie en over het nakomen van de bepalingen inzake het vrijgeven van drie in Engeland gearresteerde Oost-Indiëvaarders. Verzocht is commissie te depêcheren voor degenen die in Engeland namens HHM de misverstanden tussen de Engelse Oost-Indische Compagnie en de VOC zullen afhandelen en om geloofsbrieven aan de koning over deze materie. Ten tweede is gesproken over Amboina [Ambon]. Op het derde punt heeft Joachimi te kennen gegeven dat hij erop vertrouwt dat HHM hem de geleden schade door de brand in zijn woning te Londen zullen vergoeden en hem niet zullen wegsturen voordat zij een voorlopige opdracht hebben gegeven om weer een huishouding te voeren die HHM tot eer strekt. Ten vierde is gesproken over het vuurbaken te Lizard Head, op grond waarvan van de schepen die te Plymouth vanuit het westen op de rede komen, bakengeld wordt geïnd. Ten vijfde kwam aan de orde dat op commissie varende vrijbuitende kapiteins in Ierland en in Engelse havens binnenlopen alwaar ze de buit verkopen. Hiermee plegen ze fraude ten opzichte van HHM, Z.Exc. en hun reders. Ten zesde hebben zij gesproken over de inspanningen die gepleegd zouden moeten worden om de 650.000 gld. die zijn verstrekt aan Mansvelt terug te krijgen, alsmede om het resterende geld dat is voorgeschoten voor het onderhoud van vier regimenten ter assistentie, krachtens de defensieve alliantie van 1624 met de kroon van Groot-Brittannië. Ten zevende zijn de geschenken voor de commissarissen van het traktaat van Southampton aan de orde gekomen en de twaalf of veertien naar Frankrijk gezonden valken, alsmede de onbetamelijkheden van Nederlandse vissers in Schotland. Ten achtste vroeg Joachimi om een akte van autorisatie ter betaling van 800 gld. aan ingenieur Willem Engelbert om hierheen te komen en hem en zijn instrumenten zonder verdere kosten voor hem over te brengen met een oorlogsschip. Ten negende is besproken hoe belangrijk het is voor het behoud van deze staat en de koningen van Frankrijk en Engeland dat de Sont, de Eider, de Elbe, de Wezer, Jade en de Eems niet onder invloed van Spanje komen of binnen de invloedsfeer van personen die Spanje het gebruik van deze stromen niet zouden kunnen of willen verbieden. Ze hebben gesproken over de maatregelen die de geallieerde koningen van Frankrijk, Groot-Brittannië, Denemarken en Zweden, alsmede de Hanzesteden daartegen zouden kunnen nemen. Ten tiende is de schikking tussen de koningen van Frankrijk en Groot-Brittannië besproken. Ten elfde vroeg Joachimi hoe hij zich in Engeland moet opstellen ten aanzien van de onderhandeling die volgens sommigen tussen de koningen van Groot-Brittannië en Spanje gaande zijn.
HHM zullen deze punten voor onderzoek en advies ter hand stellen aan de gedeputeerden.

14 De extraordinaris gedeputeerden van Holland hebben naar voren gebracht dat een groot aantal van hun ingezetenen in Algiers en Tunis gevangenzit en daar slecht wordt behandeld. Ze vertrouwen erop HHM een of meer oorlogsschepen daarheen zullen sturen om hen te bevrijden uit hun ellendige situatie.
Eendrachtig verklaren de provincies bereid te zijn tot het sturen van schepen om deze mensen te bevrijden, maar zij kunnen hierover pas besluiten na raadpleging van Z.Exc.

15 Van der Dusse brengt naar voren dat HHM met de resolutie van 6 dec. hadden ingestemd dat een in het Goereese Gat met een groot bedrag aan contanten en een groot aantal mensen gereedliggende Oost-Indiëvaarder, tot op de hoogte van Plymouth zou worden gekonvooieerd door het eskader op de Maas. HHM hadden hun besluit op 12 dec. gewijzigd door het eskader te gelasten zich met de andere schepen te vervoegen in de Hoofden [Nauw van Calais] om met vereende krachten de vijand op zee op te zoeken en deze te vernietigen.
Van der Dusse verzoekt HHM aan de commies van de Oost-Indiëvaarder een open patent te verlenen waarmee deze twee of drie kapiteins van oorlogsschepen die zij uitvarend op zee of op de rede tegenkomen, te gelasten dit schip tot op de hoogte van Plymouth te konvooieren.
Dit verzoek wordt ingewilligd, op voorwaarde dat de oorlogsschepen die enkele schepen hierheen konvooieren, niet voor dit konvooi gevraagd zullen worden.

Post prandium

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

16 Beaumont deelt HHM de inhoud mee van een brief van de Admiraliteit te Middelburg d.d. 14 december. Deze betreft de te Lillo aangekomen partij hout, bestaande uit een half groot honderd stengen, vijf groot honderd daksparren en twintig groot honderd greinen maatdelen. Deze partij zou ten behoeve van pater Ophovius op een paspoort van de RvS naar Antwerpen gevoerd worden, maar is door de commies te Lillo opgehouden, omdat de uitvoer van hout bij plakkaat verboden is.
Na kennisneming van het bericht van de RvS besluiten HHM dat de commies te Lillo goed heeft gehandeld. Men zal om goede redenen het hout ditmaal laten passeren, nadat daar - met restitutie van de licenten - het half groot honderd stengen van zijn afgenomen die de vijand als sloepmasten zou kunnen gebruiken.

17 HHM nemen het concept aan van een brief, opgesteld naar aanleiding van het rapport van de gezanten in Frankrijk. Het zal door de griffier met Z.Exc. worden besproken.