30/12/1628, 11

 
English | Nederlands

11 HHM lezen de remonstrantie van de gezamenlijke generaals van de Munt , met uitzondering van Nispen. Hierin verzoeken zij ten eerste om het plakkaat van de Munt uitgevaardigd in 1622 met de ampliatie in te trekken. Ten tweede verzoeken zij HHM te schrijven aan de bewindhebbers van de WIC om geen goud of zilver geschikt om te vermunten, dat door hen reeds uit zee werd ontvangen, elders te verhandelen dan op provinciale Munt of de geoctrooieerde wisselbanken van de Verenigde Provincies en het niet te verkopen aan particuliere wisselaars of anderen. Ten derde vragen zij HHM te schrijven aan de wisselbanken te Delft, Amsterdam en Middelburg om hen eraan te houden de materialen die zij hebben verkregen te gebruiken als voren. Ook mogen zij zonder voorweten en nadrukkelijke toestemming van HHM geen gouden materialen ongemunt aan de VOC of anderen verkopen of verhandelen. Voorts bevelen zij aan de bank van Amsterdam aan te manen terug te schrijven op de brief van HHM betreffende het goud dat geruime tijd geleden door hen aan de VOC is verkocht.
HHM houden het eerste punt in beraad, het tweede en derde punt worden ingewilligd op voorwaarde dat de reeds door de WIC als door de wisselbanken verkregen materialen moeten worden omgezet in toegestane munten.