19/01/1629

 
English | Nederlands

19 - 01 - 1629

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Ter vergadering dienen de gecommitteerden van de Admiraliteit te Rotterdam en in Zeeland de summiere staten in van hun ontvangsten uit de konvooien en licenten over het jaar 1628. De gecommitteerden van de Admiraliteit te Amsterdam , ook aanwezig, beloven dit morgen te doen. Deze vormt de basis voor de repartitie van het subsidie van twee miljoen die door de provincies is toegekend voor de oorlog te water. De gecommitteerden van Rotterdam klagen over de vorige repartitie van de twee miljoen, daarin bijgevallen door hun collega's uit Zeeland. Ten tweede toont de Admiraliteit te Rotterdam een door de vijand ingestelde lijst waarin de invoer van haring, vis, olie, zout en kaas zwaar wordt belast. Ten derde bevelen alle gecommitteerden de repartitie van de oude Admiraliteitsschulden aan, aangezien bij verder uitstel of uitblijven daarvan het niet langer mogelijk zal zijn een ordelijk beleid te voeren. Ten vierde bevelen ze een verbod aan op de uitvoer van schijfgaren, kabel en ander geslagen want, en een herziening van de voering voor bootsgezellen op de koopvaardij.
Op het eerste punt wachten HHM op de staat van ontvangsten van de Admiraliteit te Amsterdam. De heren van Holland vragen daarnaast een kopie van de lijst van de vijand. HHM verklaren verder dat aan de repartitie van de oude schulden gewerkt wordt. Op het vierde en laatste punt laten de gedeputeerden van Holland weten dat zij daarmee nog niet klaar zijn.

2 Bartholomeus Bartels, koopman te Amsterdam, verzoekt om betaling van 3.672 gld. met rente voor twee wisselbrieven die dr. Pynacker als afgezant van HHM in 1626 vanuit Toulon in Frankrijk getrokken heeft. De betaling kan worden voldaan uit het geld dat Pynacker op grond van zijn declaratie nog van HHM tegoed heeft.
Het verzoek wordt doorgegeven aan Nobel, Aelbertsz., Brunincx en de thesaurier-generaal, om hiermee rekening te houden bij de opstelling van hun advies op het rekest van Popta.

3 De kerkenraad van de Franse kerk te 's- Gravenhage verzoekt om de voortzetting van het subsidie van 400 gld. als traktement van Johan de Spaigne, tweede predikant in die kerk.
HHM zullen alvorens te besluiten de retroacta erop nazien.

4 De keurvorst van Keulen verzoekt om de vastenkost vrij van konvooi of licent te mogen uitvoeren, volgens de bijgevoegde lijst.
HHM besluiten hem de vrije uitvoer toe te kennen van de helft van de producten van de lijst, zoals ook aan de keurvorst van Mainz en die van Trier is toegestaan.

5 HHM keuren de Latijnse titel van de keizer goed, die gebruikt zal worden in brieven.

6 De Admiraliteit te Rotterdam meldt in een schrijven d.d. Rotterdam 18 jan. dat zij op het aanschrijven van HHM d.d. 15 jan. door de heren Ruijsch, Verschuer en hun fiscaal het schip van Michiel t'Kint in het Goereese Gat heeft doen inspecteren. Het schip was geladen met pijpduigen, delen, vuren balken, een hoeveelheid rauwe riemen, dertig of veertig tonnen teer en verder masten van vijf, zes, zeven of acht palmen.
HHM schrijven de Admiraliteit om het schip nogmaals te inspecteren, en de lading desnoods te lossen om absoluut zeker te zijn van de lading.

7 De gezanten van HHM in Frankrijk schrijven d.d. Parijs 6 jan., onder andere dat ambassadeur De Beaugy en de heer Lopes hebben bekendgemaakt dat de gezanten of iemand uit hun gevolg enkele documenten ten nadele van Richelieu hierheen hebben gestuurd. Deze zouden in de vergadering van HHM voorgelezen zijn.
HHM nemen geen resolutie.

8 Brunincx deelt HHM mee dat de bewindhebbers van de WIC ter Kamer Enkhuizen , ondanks de resoluties d.d. 19 en 21 dec. 1628 en 8 jan., alsmede de schriftelijke vermaning, nog steeds weigeren om Meindert Tomasz. te erkennen als hun collega. Hij is uit zijn functie gezet, ze hebben hem de toegang ontzegd en hem zijn sleutels door de kamerbewaarder laten afnemen.
HHM zullen de bewindhebbers aanschrijven om conform de resoluties Tomasz. te erkennen en hem zijn functie te laten uitoefenen. Gebeurt dit niet, dan zal de burgemeester van Enkhuizen worden opgedragen Tomasz. met gepaste middelen toegang te verschaffen en te installeren.

9 Jan Verbrugge, valkenier van Z.Exc., voorzien van brieven van de gezanten van HHM in Frankrijk, verzoekt om betaling van de twaalf vogels die door de gezanten op last van HHM aan de koning van Frankrijk zijn geschonken, alsmede de twee witte valken die hij daarbij gevoegd had.
HHM committeren thesaurier-generaal Van Goch om met de suppliant tot overeenstemming te komen over de prijs van de twee witte valken.

10 De hoofdconsul van Aleppo verzoekt de Nederlandse natie vanwege slapte van de handel aldaar, onder de hoede te mogen stellen van de consul van Frankrijk of Engeland, om zo nog enige vergoeding voor zijn onkosten te krijgen.
De gedeputeerden van Holland stellen een beslissing uit.

11 Kapitein Jasper van Treslong, commandant van Brielle, vraagt om een extraordinaris traktement ter dekking van zijn onkosten.
HHM besluiten er de retroacta op na te zien.

12 Robbert Robbertsz. Le Canu vraagt HHM om de uitbetaling van vier jaar achterstallig traktement van 100 daalders per jaar dat hem in 1616 werd toegekend.
HHM besluiten er de retroacta op na te zien.

13 De bewindhebbers van de WIC ter Kamer Amsterdam verzoeken HHM in een brief zonder datum hun gedeputeerden te sturen naar de vergadering van de Heren Negentien .
Er wordt geen resolutie genomen.

14 Berchem en Hertevelt, raden van State, compareren en maken HHM bekend dat zij conform de resolutie van HHM d.d. 21 nov. 1628 de zaak van kapitein Richard Floyd tegen solliciteur Geul met de Gecommitteerde Raden van Holland hebben besproken. De Gecommitteerde Raden houden sterk vast aan de regeling die zij tussen beide partijen getroffen hebben. Ze beschouwen deze zaak bijgevolg als gesloten.
HHM vragen het advies van thesaurier-generaal Van Goch in deze zaak.

15 Essen en andere gedeputeerden van HHM hebben de originele bewijsstukken van vrouwe Helena van Brederode, douairière van Putlitz bestudeerd, waarop zij haar zaak tegen de keurvorst van Brandenburg of diens regering in Emmerik [Emmerich] baseert. Zij hebben vastgesteld dat zij na de gesloten afrekening van de soldij nog 32.469 gld. 14 st. tegoed heeft. Daarbovenop heeft ze nog recht op 40.065 gld. van de keurvorst, krachtens diens akte en commissie, wat het totaalbedrag op 72.534 gld. 14 st. brengt.
Op 28 feb. 1628 heeft de douairière een assignatie van 2.000 rijksdaalder ontvangen in mindering van deze schuld, maar de betaling bleef uit. Ondanks haar herhaaldelijk aandringen op voldoening van deze en overige schulden heeft zij tot nu toe niets ontvangen, zelfs niet door de bemiddelingsbrieven van HHM aan de keurvorst en de regering te Emmerik.
HHM besluiten de Kleefse stadhouder en raden in Emmerik te schrijven dat Helena van Brederode bij HHM haar beklag gedaan heeft over het niet betalen van de 72.534 gld. 14 st. die de keurvorst van Brandenburg haar man nog schuldig is aan soldij en commissies waarmee de keurvorst hem had belast, ondanks herhaaldelijk aandringen van de weduwe. Van drie posten van tezamen 32.469 gld. 14 st. onder de totaalsom bestaat al een nauwkeurige rekening. HHM verzoeken de Kleefse regering de liquide som te voldoen en de illiquide te vereffenen. Gebeurt dit niet, dan zullen HHM zich beraden over maatregelen waarmee men de vrouwe van Brederode als ingezetene van de Republiek aan haar geld zou kunnen helpen. Liever zagen HHM dat de regering haar schulden zou voldoen. Deze missive zal met een expresse bode verstuurd worden, met de opdracht om een antwoord te vragen.

16 De thesaurier-generaal brengt rapport uit over de onkostendeclaratie van hofmeester Johan de Mortaigne voor de vergoeding van de kosten op last van HHM van de heer de Beaugy, ambassadeur van de koning van Frankrijk.
HHM depêcheren ordonnantie. Voor zeven dagen vacaties krijgt Mortaigne 28 gld.

17 HHM depêcheren, na het rapport van de thesaurier-generaal te hebben gehoord, ordonnantie op de declaratie van Laurens van Teylingen, essayeur-generaal van de Munt. Het gaat om een bedrag van 1.244 gld. 18 st. aan vacaties, wedden en voorschotten over de periode 3 juli 1627-30 sept. 1628.