03/02/1629, 3

 
English | Nederlands

3 Strick en Weede hebben de vergadering uiteengezet dat zij HHM er op last van hun principalen nogmaals op moeten wijzen dat zij reeds verschillende keren verzocht hebben de resolutie d.d. 22 dec. 1626 en andere resoluties aangaande het voordeel halen uit de Rijn en de IJssel ten uitvoer te brengen. Er moeten meer wateren boven in de Rijn uitkomen en de grienden die in en bij de monding van de Rijn liggen, moeten verwijderd worden. De zandbergen en hoge zandschorren in de Rijn en de IJssel moeten bekramd worden en de ritsingen en kribben die ertegenover zijn gelegd, moeten weggehaald of verkleind worden. De lange ritsingen moeten zo ingekort worden dat tussen de ritsingen die aan beide kanten tegenover elkaar uitsteken, een ruimte van veertig à vijftig roede overblijft. Strick en Weede vragen de hiertoe gecommitteerden voldoende commissie te geven om met harde hand op te treden tegen degenen die de uitvoering proberen te verhinderen, volgens de aan Z.Exc. gegeven machtiging.
Rovre, Walta en de thesaurier-generaal antwoorden daarop dat de hoge waterstand van vorig jaar de uitvoering van de resolutie niet nodig maakte. Ook hebben de Staten van Utrecht geweigerd het aandeel van de provincie in de benodigde gelden op te brengen.
HHM vragen de RvS zo snel mogelijk de voorgestelde werken uit te laten voeren en ervoor te zorgen dat de gecommitteerden voldoende gezag krijgen om dat te doen. De Staten van Utrecht wordt verzocht het resterende geld onmiddellijk op te brengen. De gedeputeerden antwoorden dat zij dat zullen doen zodra zij merken dat de werken begonnen zijn.