8
Raden van State
De Rovre en
Jensma compareren en
delen mee bericht te hebben ontvangen dat die
van
Glückstadt vele en verschillende excessen
begaan,
zowel op zee als op de
Elbe, tegen de inwoners van
de
Republiek die handel drijven op
Hamburg en andere
neutrale plaatsen. Zij doen dit onder voorwendsel dat dezen het
keizerlijk leger
zouden kunnen bevoorraden met levensmiddelen en munitie. Enige tijd
geleden hebben zij een schip uit de Republiek beroofd en de
bemanning overboord
gegooid.
Zij verzoeken HHM hiertegen de nodige maatregelen te nemen.
Alvorens een beslissing te nemen, kijken HHM de missive van gouverneur
Ransouw van Glückstadt na op wat hij geschreven heeft over
het in
beslag nemen van schepen en goederen van inwoners van de Republiek
en
het overboord gooien van mensen.
De Rovre en Jensma verzoeken de
vergadering tevens
een beslissing te nemen over het uitvoeren van enkele
fortificatiewerken: ten eerste het uitbreiden van de versterkingen
van
Steenbergen met nog drie bolwerken, ten tweede het
opwerpen van een redoute bij het fort
De Rovere en
ten derde het
bouwen van twee redoutes aan de
Steenbergse
Vliet.
Een beslissing wordt uitgesteld, aangezien de heren van
Holland daarover niet willen beraadslagen voor de
Staten
van Holland
bijeen geweest zijn.