08/02/1629, 8

 
English | Nederlands

8 Raden van State De Rovre en Jensma compareren en delen mee bericht te hebben ontvangen dat die van Glückstadt vele en verschillende excessen begaan, zowel op zee als op de Elbe, tegen de inwoners van de Republiek die handel drijven op Hamburg en andere neutrale plaatsen. Zij doen dit onder voorwendsel dat dezen het keizerlijk leger zouden kunnen bevoorraden met levensmiddelen en munitie. Enige tijd geleden hebben zij een schip uit de Republiek beroofd en de bemanning overboord gegooid. Zij verzoeken HHM hiertegen de nodige maatregelen te nemen.
Alvorens een beslissing te nemen, kijken HHM de missive van gouverneur Ransouw van Glückstadt na op wat hij geschreven heeft over het in beslag nemen van schepen en goederen van inwoners van de Republiek en het overboord gooien van mensen.
De Rovre en Jensma verzoeken de vergadering tevens een beslissing te nemen over het uitvoeren van enkele fortificatiewerken: ten eerste het uitbreiden van de versterkingen van Steenbergen met nog drie bolwerken, ten tweede het opwerpen van een redoute bij het fort De Rovere en ten derde het bouwen van twee redoutes aan de Steenbergse Vliet.
Een beslissing wordt uitgesteld, aangezien de heren van Holland daarover niet willen beraadslagen voor de Staten van Holland bijeen geweest zijn.