09/02/1629

 
English | Nederlands

09 - 02 - 1629

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 De gedeputeerden van de Kleine Visserij op de Maas doen bij monde en bij geschrifte hun beklag over het feit dat de Admiraliteit te Rotterdam de twee beloofde oorlogsschepen niet ter beschikking wil stellen, ondanks het schrijven van HHM d.d. 7 februari. De supplianten verzoeken de Admiraliteit te bevelen Maerten Crijnen en Cornelis Jan Romer of in plaats van één van beiden Maerten Harpertsz. aan die van de Kleine Visserij toe te voegen.
HHM sturen een vermaning naar de Admiraliteit te Rotterdam om twee van de klaarliggende konvooischepen ter beschikking te stellen van de supplianten.

2 HHM hebben de retroacta in de zaak van Sebastiaen Bolleman nagekeken aangaande het vereffenen van 1.200 gld. tegen een aantal obligaties voor een totaalbedrag van 3.600 gld. ten laste van de Admiraliteit te Rotterdam , die uit een aantal ordonnanties geconverteerd zijn op voorwaarde dat het overschot aan Bolleman zou worden voldaan.
HHM schrijven nogmaals aan de genoemde Admiraliteit te antwoorden op het rekest van de suppliant, dat op 14 dec. 1628 is voorgelegd en hun is toegezonden.

3 De vergadering committeert Brunixs en Beaumont om het proces in hoger beroep na te zien tussen Gooswyn Meursques en kapitein De Loge. Zij moeten verslag uitbrengen.

4 Henricus Hondius brengt een declaratie in van 129 gld., te weten 115 gld. voor de 23 afdrukken op satijn met zijden franjes van het portret van Pieter Hein en 14 gld. voor enkele kaarten en afbeeldingen.
HHM verlenen ordonnantie.

5 Aeltgien Jochems brengt een declaratie in van 2.952 gld. 10 st. voor verscheidene stukken lijnwaad voor de graaf van Carlisle.
HHM verlenen ordonnantie.

6 Agent Carlaton legt een ontvangstbewijs voor van de levering van enkele damastwerken van lijnwaad aan de graaf van Carlisle door Quirijn Jansz. Damast, koopman uit Haarlem, en Aeltgen Jochems c.s., ter waarde van 4061 gld. 10 st.
HHM verlenen ordonnantie.

7 Op de memorie van koffermaker Jan Gerridtsz. verlenen HHM ordonnantie van 16 gld. voor de koffer waarin het lijnwaad voor de graaf van Carlisle is ingepakt.

8 Op de memorie van koffermaker Roockus Gysbrechsz. verlenen HHM ordonnantie van 15 gld. voor de koffer waarin een gedeelte van het lijnwaad voor de graaf van Carlisle is ingepakt.

9 Agent Carlaton legt een ontvangstbewijs voor van de levering van drie stukken lijnwaad ter waarde van 1.056 gld. aan de graaf van Carlisle door Willemken Sas.
HHM verlenen ordonnantie.

10 HHM lezen het advies van de RvS d.d. 2 feb. over de uitvindingen van kapitein Douglas. De raadsleden melden dat zij daarover verschillende keren met Z.Exc. gesproken hebben en dat zij zelf enige proeven hebben gezien, waaruit zij niets anders kunnen besluiten dan dat de kapitein inderdaad een ijverig man is en dat zijn uitvindingen knap zijn. Enkele daarvan zouden bij gelegenheid van pas kunnen komen, maar toch kan de RvS niet besluiten dat zij van een zo groot belang zijn dat de huidige richtlijnen van de Generaliteit over het gebruik van wapens gewijzigd moeten worden. De soldaten hebben immers in de loop der jaren een grote ervaring opgedaan in het gebruik van deze wapens. De RvS is bijgevolg van mening dat Douglas de toelating moet worden toegestaan om, indien hij dat wil, zijn uitvindingen aan andere vorsten of staten te demonstreren, op voorwaarde dat deze niet in oorlog zijn met de Republiek. Wat echter zijn uitvindingen om vijandelijke schepen op zee te vernietigen betreft, moet hij aangespoord worden deze zo snel mogelijk te maken.
HHM nemen het advies over en besluiten dat Douglas bij de eerste gelegenheid een demonstratie van zijn uitvinding om schepen te vernietigen zal doen met een schip dat bij Scheveningen of in die omgeving ver genoeg in zee gebracht zal worden.

11 HHM lezen het rekest van Jacobus van den Rosiere, hoofdklerk van de secretarie van de Admiraliteit te Amsterdam, waarin hij schrijft dat de raden van deze Admiraliteit hem om zijn goede diensten benoemd hebben tot hoofdklerk en aan het hoofd gesteld van de overige klerken van de genoemde secretarie, zoals vastgelegd is in de resolutie d.d. 7 sept. 1628. Hij vraagt HHM hem te promoveren tot een ander secretarisschap, hem daartoe te beëdigen en van een gepaste commissie te voorzien, om op die manier zijn dienst bij de Admiraliteit met een grotere eer te kunnen aanvatten. De suppliant vraagt verder te bepalen dat de registers van de betalingsordonnanties van kostgelden van scheepskapiteins en van levering van materialen alleen door hem beheerd mogen worden.
De vergadering ratificeert de resolutie d.d. 7 sept. 1628, met de vermaning dat iedereen die het aangaat zich ernaar moet gedragen. Met de andere verzoeken van de suppliant kunnen HHM niet instemmen.

12 De Staten van Holland nomineren d.d. 's-Gravenhage 23 dec. 1628 Jan Pauw, oud-burgemeester van Alkmaar, als nieuw raadslid van de Admiraliteit in het Noorderkwartier in opvolging van Abraham Jaspersz. Verdoes.
HHM depêcheren de benodigde commissie, waarop Pauw de eed aflegt.

13 HHM lezen het rekest van Hans Wilhelm van Schorlemer. Hij schrijft dat de Brandenburgse regering hem op 11 jan. zonder enige verklaring het bevel over zijn compagnie ontnomen heeft en dat heeft gegeven aan ene Van Renbelen. Hij verzoekt HHM hem in dienst van het regiment van de keurvorst van Brandenburg te houden, zoals zij ook doen met baron van Gent als generaal van dat regiment.
De vergadering vraagt advies aan de RvS.

14 HHM depêcheren op voorhand ordonnantie van 100 gld. voor de betaling van een halfjaar van het in het komende jaar te verschijnen traktement van Andreas Honterus, predikant van het Schotse regiment.

15 President Eysinga rapporteert de vergadering dat hij met Z.Exc. overlegd heeft over het voorstel van De Rovre en Jensma d.d. 8 feb., aangaande de dagelijkse excessen van die van Glückstadt op de Wadden en de Elbe. Deze zijn gericht tegen de inwoners van de Republiek die handelen op Hamburg en andere neutrale plaatsen in die regio, onder voorwendsel dat zij het leger van de keizer bevoorraden met levensmiddelen en munitie. Enige tijd geleden hebben zij een Nederlands schip beroofd en de bemanning op een scheepsjongen na overboord gegooid. De RvS was van mening dat daartegen opgetreden moest worden en stelde tevens een verbod op handel met de keizerlijke zijde voor.
HHM nemen de goede overwegingen van Z.Exc. in acht en besluiten aan de gouverneur van Glückstadt te schrijven dat zij diverse klachten hebben gekregen over de piraterij, plundering en overlast die door zijn garnizoen wordt gepleegd tegen de inwoners van de Republiek. Hij moet ervoor zorgen dat dit ophoudt, anders zullen HHM ertegen optreden tot bescherming van de bevolking. Er wordt tevens aan de Admiraliteit te Dokkum geschreven dat zij de genoemde excessen moet bestrijden met haar schepen. De daders moeten opgebracht worden om berecht te worden.
Wat het verbieden van de leveringen aan de keizerlijke zijde betreft, wordt een beslissing uitgesteld totdat men weet wat de begonnen onderhandelingen tussen de keizer en de koning van Denemarken opleveren.
Verder wordt resident Aissma gelast te letten op wat die van Glückstadt uitvoeren en HHM op de hoogte te houden van wat zij tegen de inwoners van de Republiek uitvoeren of willen uitvoeren en of anderen dit ook niet doen in hun naam.

16 Bruninxs en Beaumont brengen verslag uit en geven advies over het rekest en de bijbehorende documenten van kapitein Jan Jansz. van den Kerckhoff d.d. 5 februari. Er wordt rekening gehouden met het besluit dat de Admiraliteit te Rotterdam op 1 feb. genomen heeft, in plaats van te adviseren op het eerdere rekest van de suppliant d.d. 6 jan.
De vergadering draagt de genoemde Admiraliteit op de suppliant 522 gld. 15 st. 12 p. te betalen voor de proviand voor de boeier waarmee hij moest uitvaren om enkele wachtschepen voor de kust van Vlaanderen te bevoorraden en voor de schade die hij heeft geleden bij het veroveren van de boeier op de vijand bij zijn terugkeer. Verder dragen HHM de Admiraliteit op om de ordinaris gage van de suppliant uit te betalen en hem bij de eerste gelegenheid aan te nemen op een oorlogsschip.

17 President Eysinga legt de vergadering voor dat de uitspraak van Z.Exc. prins Maurits van Oranje, graaf Ernst Casimir van Nassau, stadhouder van Friesland, en de RvS d.d. 1 juli 1622 over de verlichting van de quoten in de oorlogslasten van dat jaar voor de provincies Gelderland en Overijssel - voorgesteld in de resolutie van HHM d.d. 28 juni 1622 -, al geruime tijd verstreken is. Beide provincies zijn, afgezien van de resolutie, sinds 1622 22 ton goud schuldig gebleven en de oplevering daarvan lijkt weinig waarschijnlijk. Eysinga stelt voor om Z.Exc. en de RvS te verzoeken de genoemde uitspraak te onderzoeken om na te gaan of de respectievelijke quoten van de genoemde provincies niet moeten worden teruggebracht op de oude voet, mits het bedrag dat zij aan contributies over het platteland aan de vijand moeten betalen, ervan afgetrokken wordt. De gedeputeerden van Gelderland zijn afwezig wegens de Landdag van de Staten van Gelderland. Haersolte stelt namens de Staten van Overijssel dat daar zonder kennis van zaken niet over beslist mag worden, aangezien die uitspraak gefundeerd was en de situatie thans anders ligt. Deze zaak moet besproken worden door de gedeputeerden van Gelderland op hun Landdag, niet door HHM. Haersolte zelf heeft namens zijn principalen noch een opdracht, noch een instructie gekregen en kan dus niet deelnemen aan de bespreking van deze kwestie.
De vergadering besluit aan de twee betrokken provincies te schrijven dat zij zo snel mogelijk hun gedeputeerden willen afvaardigen, met instructies, om in aanwezigheid van Z.Exc. over een eventuele herschikking van de quote van gedachten te wisselen, waarop HHM daarover een beslissing kunnen nemen.