24/02/1629, 7

 
English | Nederlands

7 Pieter Hoeffijser, ontvanger-generaal van de konvooien en de licenten te Amsterdam, schrijft dat de rente en de rente op rente en het makelaarsloon op het bedrag van 248.000 gld. dat hij geleend heeft ten behoeve van de keurvorst van Brandenburg, op 28 feb. zullen vervallen. Het totaal, behoudens rekenfouten, bedraagt 253.930 gld., waarvan de 10.000 gld. losgeld voor Caspar Symonides Ritz - gevangen in verband met de Gulikse contributies - al afgetrokken zijn. De suppliant verzoekt HHM ervoor te zorgen dat het verschuldigde bedrag betaald wordt.
HHM machtigen Houffijser de rente op rente op het krediet van de Republiek te lenen uit de contributies van Gulik [Jülich], en de helft van het aandeel van de keurvorst van Brandenburg in de verschenen en nog te verschijnen domeinopbrengsten van Gulik, Berg en Ravensberg, of de geleende rente en de hoofdsom met ingang van 1 maart nog een half jaar open te laten staan.