28 - 02 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
HHM lezen het rekest van
Cornelis Pietersz., drogist uit Frankfurt am Main, die met zijn bediende
Maurits Fick, apotheker, op een
paspoort naar de
Republiek zijn gekomen.
Bijgevoegd
zijn brieven van de burgemeesters en vroedschap van
Amsterdam d.d.
27
feb. met het verzoek om de vrijlating van
Maurits
Fick, die door de
gouverneur van
Nijmegen
wordt vastgehouden op verdenking een katholiek of zelfs een
jezuïet
te
zijn.
Gerrardt Verpoorten en
Jacob
Six, burgers van Amsterdam, hebben dit ontkend en
verklaard voor
de
burgemeesters dat Fick lutheraan is.
HHM dragen de gouverneur op om Fick zo snel mogelijk vrij te laten, tenzij hij goede tegenargumenten heeft. Als dat zo zou zijn, moet hij HHM daarvan op
de
hoogte brengen.
2
Laurens Reael schrijft dat hij 15 feb. in
Hamburg is
aangekomen
en vraagt HHM veilig transport naar de Republiek te regelen.
HHM schrijven de
Admiraliteit te Amsterdam
dat zij de eerste kapitein van een oorlogsschip dat koopvaardijschepen naar die stad konvooieert moet opdragen Reael mee terug te brengen. Dit bericht zal ook aan
Reael overgebracht worden, met de vraag of hij
zijn komst niet kan bespoedigen door zich onder begeleiding van konvooi naar
Bremen te begeven.
3
HHM lezen het rekest van
Heijndrick van Wie, met twee brieven van hertog
August
van Saksen d.d. slot Lauenburg 9 dec. 1627 en 9 dec.
1628,
waarin hij verzoekt om 24 voeder rijnwijn in te mogen voeren
zonder betaling van konvooien of licenten, te
weten
twaalf voeder voor het jaar 1628 en twaalf voor het lopende
jaar.
HHM
hebben de hertog dit in het verleden ook toegestaan volgens de
lijst
van de
vrijwijnen.
HHM staan de vrije invoer toe van twaalf voeder wijn voor het lopende jaar, maar weigeren de twaalf voeder voor het voorbije jaar. De suppliant had daar verleden jaar om moeten verzoeken.
4
Z.Exc. heeft HHM een rekest doorgestuurd van
Jaspar Charles, schout van de vrijheid Turnhout en gecommitteerde voor het
Brabantse platteland onder contributie, samen met een voorstel
om
een einde te maken aan de roofzucht en afpersing door vagebonden
en soldaten van HHM in de contribuerende dorpen.
HHM sturen dit verzoek en het voorstel voor onderzoek en advies door naar de RvS.
5
HHM lezen het advies van de RvS op het gisteren ingediende verzoek van
Jan Geubels, leverancier van munitiebrood, om een paspoort voor
de Republiek.
HHM volgen het advies van de RvS en wijzen het verzoek af, net als dat van
Willem Schoonbeeck, munitiebroodbakker, die om een paspoort verzocht voor het
platteland, terwijl het tijd wordt om te velde te komen en de
suppliant
het dus druk krijgt.
6
HHM lezen het advies van de RvS d.d. 26 feb. op twee rekesten d.d. 22 feb., één van een aantal inwoners van het vorstendom
Gulik
[Jülich], het andere van
Arent Boeckweijt
Coorn. Zij verzoeken om
een sauvegarde en een particuliere contributie, om zo van de
Gulikse
contributies ontlast te worden.
Conform het advies van de RvS en omdat HHM het niet geraden achten particuliere personen sauvegarde te verlenen en van hen contributie te ontvangen, sturen HHM de rekesten door naar ontvanger
Rensen ter bespreking met de regering van het keurvorstendom
Brandenburg, en voor advies daarover.
7
HHM lezen het herhaald verzoek van
Catharina Pils, weduwe van
Walterus van der
Beeck, en de
weesmeesters van 's-
Gravenhage als oppervoogden
van de weeskinderen van Catharina Pils. Zij vragen om de aflossing
van
8.000 gld. en de rente daarop, ten laste
van
ontvanger-generaal
Doublet in
kracht van een obligatie geconverteerd uit een ordonnantie die de
ongerepartieerde ruiters en soldaten in 1627 als betaling is
gegeven.
Ter aflossing daarvan wacht men nog op geld van de achterstallige
provincies.
Beaumont wordt gecommitteerd om met de ontvanger-generaal te spreken
of dit kapitaal niet kan worden afgelost met een nieuwe lening. Hij
moet
hierover rapport uitbrengen.
8
HHM verlenen een voorschrijven aan de burgemeesters en raad van
Hamburg voor
Evert Vosch, burger uit
Deventer en
Jan Vosch, burger uit Zwolle, om
door middel van kort recht hun rechten en die van andere
erfgenamen
te laten gelden op de erfenis
van
wijlen hun oom
Hendrick Heerinck,
tegenover diens weduwe en verder
iedereen die hun recht daarop bestrijden. Ook vragen zij als
erfgenamen
van Heerinck die is overleden zonder testament om gedurende het
proces
in het bezit van de erfenis te mogen blijven.
Resident
Aissma zal worden geschreven de supplianten in
deze
zaak bij te staan en hun recht te bevorderen.
9
Brunincx en
Beaumont brengen verslag
uit van hun
onderhoud met
Pieter Gerridtsz.
Cuiper, schipper
uit
Hoorn, die op last van HHM was opgeroepen om te informeren over de
situatie te Algiers. Deze was met zijn schip van ongeveer 250 last
geladen met stukgoederen
door
de Turken gekaapt en naar
Algiers gevoerd, waar
hij
ongeveer twee jaar vastgezeten heeft. Hij heeft vastgesteld dat
het traktaat met de
Turken helemaal niet nageleefd wordt. Zijn vrijlating heeft hem
naast
het
verlies van zijn schip en de lading meer dan 1.000 realen
van achten gekost. In
Algiers
is er niemand die voor de gevangenen opkomt en de Turken op de
naleving
van het traktaat wijst. Van agent
Coy valt
niet veel te verwachten, hij is geïntimideerd en elke
dag dronken. Op het moment van zijn vrijlating zaten er
volgens Cuiper nog vijftig gevangenen uit de
Republiek vast in Algiers, waarvan hij verwacht dat zij alleen
tegen
een
hoog losgeld vrijgekocht kunnen worden, tenzij HHM drie of vier
oorlogsschepen sturen. Volgens Cuiper zou een
hernieuwde vrede tussen de Republiek en de Algerijnen door deze
laatste
niet onderhouden worden, tenzij HHM een van hun bekwaamste
residenten
daarheen stuurden om bij moeilijkheden de belangen
van
de Republiek te behartigen. Voor de veiligheid van de inwoners van
deze landen raadt
Cuiper aan uitsluitend in admiraalschappen naar de
Middellandse Zee of de
Levant te
laten varen.
HHM kennen Cuiper een vergoeding toe van 50 gld. voor diens reis- en verblijfskosten, waarvan hem ordonnantie gedepêcheerd zal worden.
10
Beaumont wijst erop dat de
versterking van de vijftig nieuw gelichte compagnieën van honderd
tot
tweehonderd man nog niet is gebeurd, zonder dat
daarvoor een oorzaak is aan te wijzen.
Hij stelt voor enkele gedeputeerden
aan
te stellen die hierover spreken met Z.Exc. en aan
HHM
verslag doen. HHM zullen daarna de nodige maatregelen treffen om
verdere
vertraging te voorkomen.
Bas, Beaumont,
Rode,
Eysinga en
Haersolte nemen
deze
taak op zich.