01 - 03 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Don
Guillaume de Portugal verzoekt schriftelijk d.d. Brussel 24 feb. om een
paspoort om voor privézaken in de Republiek rond te kunnen
reizen.
Ook vraagt hij een vrijgeleide als bescherming tegen zijn
schuldeisers tijdens zijn verblijf hier te lande.
HHM kunnen op dit verzoek geen besluit nemen.
2
HHM verlenen de erfgenamen van
Johannes Funck, inwoners van het Land van Gulik, een octrooi voor
twaalf
jaar met enkele clausulen op het
door hem uitgevonden molenwerk. Ter onderscheid van soortgelijke
uitvindingen en om twisten te voorkomen wordt Funcks uitvinding in
het
octrooi nader omschreven.
3
Johan Halling, ontvanger van de confiscaties, schrijft d.d.
's-Gravenhage 26 feb. naar aanleiding van het verzoek d.d. 14
feb.
van
Johan de Sallingre,
rentmeester van de
weduwe Van Oldenbarnevelt. Hij
laat weten zonder
toestemming van
HHM
niet akkoord te kunnen gaan met de betaling van declaraties en
ordonnanties
uit de geconfisqueerde goederen van
Van Oldenbarnevelt aan de
genoemde
rentmeester,
noch aan iemand anders.
HHM gelasten de ontvanger om de declaraties en ordonnanties onder inventaris in te dienen, zodat zij er een beslissing over kunnen nemen.
4
Resident
Aissema verzoekt HHM ordonnantie te passeren voor zijn declaratie
over de
periode 5 juli 1627-5 juli 1628.
De declaratie gaat voor controle en rapport naar thesaurier-generaal
Van Goch.
5
Thesaurier-generaal
Van Goch verzoekt HHM namens de RvS een beslissing te nemen in
verband met de verdere versterking van de stad
Steenbergen en aan het fort
De
Rovere,
en
het bouwen van twee redoutes op het water van
Steenbergen.
De afgevaardigden van
Holland verklaren hiertoe nog niet gelast te zijn. Een beslissing
wordt opgeschort.
Van Goch rapporteert over zijn onderzoek naar het op 24 feb. bij HHM
ingediende verzoek van dr.
Pynacker.
HHM blijven bij hun resolutie van 14 feb. op zijn declaratie. Men kan de crediteuren niet schaden in hun recht op het geld dat Pynacker nog van het land tegoed heeft.
Van Goch laat conform de resolutie d.d. 21 feb. uit naam van
de RvS weten dat in het proces voor de RvS tussen de
heer van Ruinen enerzijds en de
Landschap
Drenthe
anderzijds nog geen uitspraak gedaan is, ondanks de in de
resolutie
van 2 aug. 1628 gestelde termijn van vier maanden. Beide
partijen hebben eerst afgelopen zaterdag hun processtukken
ingeleverd bij de RvS, met daarbij het verzoek de zaak pas te
behandelen als zij hun betogen en argumenten hebben ingediend.
Er wordt geen resolutie genomen.
6
HHM wil van de Admiraliteiten het aantal en de functie van hun vijandelijke gevangenen weten, om deze informatie zo nodig te kunnen gebruiken.
7
De gedeputeerden van HHM brengen verslag uit van hun onderhoud met Z.Exc. over de opgelopen vertragingen bij de voorbereiding van de komende veldtocht.
Beaumont,
Eysinga en
Haersolte
is verzocht naar de vergadering van de
Staten
van
Holland
te gaan en daar de situatie uiteen te zetten. 1Vorige herfst werd op
advies van Z.Exc. en met instemming van alle provincies besloten om
binnen vier maanden waarin vijftig nieuwe compagnieën zouden
worden
gelicht, de getalsterkte te verminderen tot honderd man per
compagnie
en deze 's winters aan te houden. De bedoeling was ze aan het
begin
van
de lente
weer te versterken tot tweehonderd man, om ze dan volgens de
plannen van Z.Exc. naast de andere
ruiters en infanteristen in te
zetten tegen de vijand. Onlangs heeft Z.Exc. dit voorgesteld, om
de
natuurlijke gesteldheid van dit land uit te buiten en omdat de
vijand
geldgebrek heeft. Dat
voorstel werd door de gedeputeerden van de Staten van
Holland en de overige provincies, alsmede door sommige
principalen die daarin gekend werden, met instemming onthaald.
De tijd verstreek echter zonder dat er iets gebeurde en HHM wilden weten wat er gaande was. Daarom hebben zij besloten Z.Exc. daarover bij monde van enkele gedeputeerden aan te spreken, wat gisteren is gebeurd. Het was reeds bekend dat hij sinds het midden van januari bezig was met de opstelling van een groot krijgsplan. Om dat uit te kunnen voeren had hij de Staten van een aantal provincies, waaronder die van Holland, aangeschreven voor financiële steun. Daarin werd ingestemd door verschillende provincies, edelen en belangrijke Hollandse steden, maar een aantal andere Hollandse steden maakte ondanks zijn dringende verzoek daartegen bezwaar. Een aantal gedeputeerden van de Staten van Holland liet Z.Exc. weten dat deze steden pas konden instemmen met het subsidie, als een aantal interne twisten was bijgelegd.
Z.Exc. heeft daarop zijn plannen uiteengezet, maar hij voegde eraan toe dat door de huidige problemen het goede moment voor de uitvoering al was gepasseerd. Hij verzocht daarom ontslagen te worden van zijn taken en verantwoordelijkheden en vroeg dit aan de Staten van Holland mee te delen. Z.Exc. voelde zich niet verantwoordelijk voor het achterwege blijven van de uitvoering van het krijgsplan, maar weet dit aan de halstarrigheid van anderen en verzocht de gedeputeerden dit aan de vergadering van de Staten van Holland te laten weten. Z.Exc. ontving bericht dat dit was gebeurd. Voortgang van de plannen vond Z.Exc. niet wenselijk, maar hij stelde zich ter beschikking mochten HHM er anders over oordelen. HHM ontsloegen zichzelf bij de verschillende Staten ook van de verantwoordelijkheid voor het falen van dit plan door tijdverlies en besluiteloosheid.
Later verklaarde Z.Exc. zich echter alsnog bereid het voorgenomen of een ander plan uit te voeren. Daarom verzoeken HHM de Staten van Holland hun resolutie niet langer uit te stellen of te vertragen vanwege interne onenigheid, omdat het laten passeren van de gelegenheid dit land ernstig zou kunnen schaden en de vijand in de kaart speelt. De gedeputeerden van de andere provincies zouden het betreuren als zij genoodzaakt werden tot het doen optekenen in de registers dat zij geen schuld hebben aan het falende beleid.
Na afloop van hun besogne brengen Beaumont, Eysinga en
Haersolte
verslag uit bij HHM. De Staten van
Holland
bedanken HHM voor de informatie. Ze hebben zich enkele dagen over deze zaak
gebogen en vergaderen hier momenteel nog over. Zij hopen
ten
spoedigste tot een voor HHM en Z.Exc. aanvaardbaar vergelijk te
komen.
HHM vragen de gedeputeerden aan Z.Exc. verslag uit te brengen over hun bezending aan de Staten van Holland en het daarop gevolgde antwoord.